Afdrukselectie

Vink de hoofdstukken uit die je niet wilt afdrukken.

Gegenereerde HTML

Inhoudsopgave

4. COMMUNICATIE

Vroeger hadden de meeste zweefvliegtuigen geen radio. Tegenwoordig beschikken bijna alle zweefvliegtuigen over een radio, een transponder en een flarm. Voor het juiste gebruik daarvan moet je de belangrijkste communicatieregels kennen. Bij de invoering van het SPL is het vak communicatie verplicht gesteld. Een goede communicatie maakt het zweefvliegen veiliger.

Het vak communicatie gaat over de theorie van de communicatie. Het is alleen een theorie-examen en geen praktijkexamen. Zweefvliegers die veel overland vliegen en zweefvliegers die hun SPL brevet willen uitbreiden met een aantekening TMG (Touring Motor Glider), doen er verstandig aan om een RT-bevoegdheid (radiotelefonie) te halen. Bij een RT-examen moet je een praktijkexamen afleggen om aan te tonen dat je de RT-fraseologie beheerst. 

Hieronder zie je in de linker kolom de stofomschrijving van EASA. In de rechter kolom zie je welke onderwerpen hier voor het vak communicatie beschreven worden. 

4. COMMUNICATIONS 4. Communicatie
4.1. DEFINITIONS 4.1 Begrippen+ Transponder
4.2. VFR COMMUNICATIONS 4.2. VFR-communicatie 
4.2.1. VFR COMMUNICATION AT UNCONTROLLED AIRFIELDS  4.2.1. VFR-communicatie op ongcontroleerde vliegvelden (nieuw bij SFCL)
4.2.2. VFR COMMUNICATION AT CONTROLLED AIRFIELDS 4.2.2. VFR-communicatie op gcontroleerde vliegvelden (nieuw bij SFCL)
4.2.3. VFR COMMUNICATION WITH ATC (en-route)  4.2.3. VFR-communicatie met ATC (en-route) (nieuw bij SFCL)
4.3. GENERAL OPERATING   PROCEDURES 4.3. Algemene procedures
4.4. RELEVANT WEATHER   INFORMATION TERMS (VFR) 4.4. Relevante weersinformatie voorwaarden (VFR)
4.5. ACTION REQUIRED TO BE   TAKEN IN CASE OF COMMUNICATION FAILURE 4.5 Maatregelen bij communicatiestoring
4.6. DISTRESS AND URGENCY   PROCEDURES 4.6. Nood -en spoedprocedures
4.7. GENERAL PRINCIPLES OF  VHF PROPAGATION AND ALLOCATION OF FREQUENCIES SAILPLANES 4.7. Algemene principes van de voortplanting van VHF-radiogolven en het toewijzen van zweefvliegkanalen.


Waarom moet je radiotelefonie beheersen?

Bij het zweefvliegen spreken we alleen met andere zweefvliegers op één van de kanalen voor het zweefvliegen. Voor België zijn dit de kanalen 122.385, 126.810, 135.235. Vaak hoor je daar: “Hoe lang mag ik nog vliegen? Heeft iemand deze kist nog nodig? Waar zit je en hoe hoog? Hoeveel stijgen heb je daar?”  Meestal kunnen we ons daar prima mee redden. Maar wat doe je als je:

  1. de weg kwijt ben?
  2. de hulpverlening in wilt schakelen?
  3. het laatste weer van een vliegveld wilt hebben?
  4. een bericht niet begrijpt?
  5. een noodoproep hoort?

In dit hoofdstuk worden de beginselen van het spreken over de radio uitgelegd. De tekst is zoveel mogelijk gericht op de praktijk van het zweefvliegen en het motorzweven. Na het bestuderen van dit hoofdstuk ben je in staat de bovenstaande vragen te beantwoorden. 

Standaarduitdrukkingen

Communicatie tussen mensen die elkaar zien, gaat via woorden, gebaren en lichaamstaal. Je kunt zien of je boodschap overkomt. Bij het gebruik van de radio heb je alleen het gehoor. Om miscommunicatie zo veel mogelijk uit te sluiten gebruiken we bij radiotelefonie standaard uitdrukkingen en vaste procedures. Bij een praktijkcursus RT besteed je vele uren aan het je eigen maken van die vaste uitdrukkingen en procedures. Je leert daar dat een juist gebruik van de radio de veiligheid bevordert. Wettelijk gezien mag er pas buiten de zweefvliegfrequenties gezonden worden, als de vlieger een praktijkaantekening radiotelefonie heeft. Zweefvliegers mogen alleen de zweefvliegfrequenties gebruiken. Wie een RT-aantekening heeft mag de andere luchtvaartfrequenties ook gebruiken.

Miscommunicatie

Het vak communicatie probeert zo veel mogelijk miscommunicatie te voorkomen. Miscommunicatie loopt meestal goed af, maar kan soms dodelijk zijn! In de luchtvaart zijn er veel voorbeelden van miscommunicatie. Zo is het grootste luchtvaartongeval op 27 maart 1977, waarbij 2 Jumbo’s op Tenerife tegen elkaar zijn gebotst, veroorzaakt door miscommunicatie. Op het internet kun je veel informatie over deze ramp vinden.

Ook in de kleine luchtvaart gebeuren geregeld incidenten door miscommunicatie. Hieronder volgen twee voorbeelden uit het “breukstukje” uit het Nederlandse blad Thermiek.

Ter afsluiting van een lokale vlucht zou de zweefvlieger een lange landing maken bij de hangar. Na op het westelijke circuit te zijn gegaan, meldde hij “Position für lange Landung”. Deze melding is niet door de (Nederlandse) 'Flugleiter' bevestigd.

Ondertussen vloog een Cessna in het oostelijke circuit met de bedoeling op de verharde baan te landen. De bestuurder hiervan had hierover radiocontact met de Flugleiter. De zweefvlieger heeft deze conversatie gevolgd. Verder heeft hij kunnen waarnemen hoe de Cessna, een stuk lager dan hij, het basisbeen en het begin van final vloog. Gezien zijn hoogte moest hij tijdig indraaien op final, terwijl de Cessna zich ca. 50 m lager en 200 m achter hem bevond.

Toen de zweefvlieger op ca. 100 m hoogte op final zat, zou hij gezien hebben dat de Cessna rechts van hem eveneens met zijn final bezig was. Veronderstellend dat dit zou resulteren in een parallelle landing, heeft de zweefvlieger zijn koers wat naar het gras ten westen van het eind van de verharde baan verlegd, omdat het grasveld daar breder is dan aan het begin. De Flugleiter zag de parallelle landing en vroeg een 'Go around' aan de bestuurder van de Cessna, wat door deze werd bevestigd.

De zweefvlieger had geen zicht meer op de Cessna en besloot zo ver mogelijk te landen. Kort na de doorstartinstructie won de Cessna hoogte en vloog hij van onderen tegen het zweefvliegtuig aan. De zweefvlieger maakte na het voelen van de klap voorbereidingen om te springen, maar zag in dat hiervoor onvoldoende hoogte was. Het vliegtuig bleek nog goed bestuurbaar, zodat een normale landing kon worden gemaakt.

Ervaring zweefvlieger: totaal 619 starts, 196 h; laatste 3 maanden 32 starts, 22 h; type 57 starts, 38 h.

Persoonlijk letsel: geen.

Schade aan het vliegtuig: scheur in staart vlak voor kielvlak over ¾ van de doorsnede, scheur in romp, scheur in instrumentenpaneel.

De Cessna had eveneens schade, maar ook de bestuurder hiervan bleef ongedeerd. (OvV 2010058; het volledige rapport is te vinden op http://www.bfu-web.de onder Publikationen en Untersuchungsberichte).

Commentaar Commissie: De aanvaring vond plaats op een moment dat de Cessna-vlieger het zweefvliegtuig nog steeds niet had waargenomen en de zweefvlieger de Cessna uit het gezicht had verloren. Hoewel de zweefvlieger door het meeluisteren naar de desbetreffende radioconversatie wist dat de Cessna op final was, heeft hij (het verlengde van) de centerline van de verharde baan tweemaal gekruist. Indien hij links van de verharde baan was gebleven, zou er voldoende horizontale separatie met de Cessna zijn gebleven. Daarnaast was er sprake van een gebrekkige communicatie: De melding van de zweefvlieger over de lange landing was niet bevestigd. Toch heeft hij zijn melding niet herhaald. De instructie “Go around” (waartoe de Flugleiter overigens niet verplicht was) aan de Cessna-bestuurder kwam te laat, namelijk op het moment dat de beide luchtvaartuigen elkaar al dicht waren genaderd. Wellicht hangt dit samen met het niet-bevestigen van de landingsmelding van de zweefvlieger.

Twee vliegtuigen, een ASK 21 (met instructeur en leerling) en een LS 4 (met solist) vlogen op ongeveer gelijke hoogte naar het aanknopingspunt. De ASK ging als eerste op circuit en verhoogde de snelheid om de onderlinge horizontale separatie te vergroten. De instructeur slipte op final om wat hoogte kwijt te raken, waarna de leerling de landing uitvoerde en iets links in het landingsveld mikte.

Vlak voor de landing riep de startleider, die zag dat de LS links van de ASK wilde landen, via de radio dat de ASK niet moest uitsturen. Dit uitsturen werd namelijk soms gedaan om het veld vrij te maken.

De instructeur verstond het tegengestelde en stuurde na de landing naar links uit. Dit tot grote schrik van de solist, die waarnam dat de ruimte links van de ASK, waar hij dicht achter zat, ineens door dit toestel werd ingenomen.

Om een aanvaring te voorkomen maakte hij een zigzagmanoeuvre en slaagde er zo in om rechts van de ASK uit te komen. Hierbij overtrok het vliegtuig echter te hoog zodat het horizontaal met een harde klap op de grond terecht kwam.

Ervaring vlieger: totaal ca. 200 starts, 72 h; type 17 starts, 3 h.

Persoonlijk letsel: geen blijvend letsel, wel pijn in onderrug.

Schade aan vliegtuig: romp aan onderzijde bij het wiel beschadigd, wiel en wielkast beschadigd. (OvV 2006112).

Communicatie gaat over juist en efficiënt gebruik van de communicatiemiddelen. Voor het juist en veilig gebruik maken van radio, transponder en flarm is enige kennis van de radiotechniek en de radarsystemen noodzakelijk.

4.1 BEGRIPPEN

Om elkaar goed te begrijpen dient een vlieger op de hoogte te zijn van een aantal begrippen en principes van de luchtvaart.  

Meteorologie:

VMC      

Zeg: Vie-Em-Cie Visual Meteorological Conditions  Bij het vliegen in VMC vlieg je op zicht. Je zit dus niet in de wolken en bij het zweefvliegen kun je de grond constant zien.

VFR Zeg: Vie-Ef-Aar Visual Flight Rules Bij het VFR vliegen, volg je de regels van het vliegen op zicht. Deze regels vind je per luchtruim onderop de ICAO navigatie kaart of in de AIP (Aeronautical Information Publication) Dit is een informatiepakket dat per land wordt uitgegeven zie https://ops.skeyes.be/
Special VFR Special Visual Flight Rules Dit zijn speciale regels die per vliegveld verschillen, waarbij je onder de VFR weerlimiet nog steeds op zicht mag vliegen. Vaak wordt dit gebruikt voor het trainen in het circuit bij marginaal weer.
IMC Zeg: Ei-Em-Sie Instrument Meteorological Conditions Je vliegt op je instrumenten, buiten zie je niet constant de grond en je voldoet niet aan de VFR zichtlimieten. Je hebt je instrumenten nodig om veilig te blijven vliegen. Dit is niet toegestaan voor zweefvliegen of motorzweven!
IFR Zeg: Ei-Ef-Aar Instrument Flight Rules Bij het IFR volg je de regels van het vliegen op je instrumenten. Als het weer buiten de limieten van VFR is, dan is IFR de enige mogelijkheid. Dit is niet toegestaan voor zweefvliegen of motorzweven!
ATIS Militaire velden geven doorgaans een 12 uurs TAF uit.Zeg: Ee-Tis Automatic Terminal Information Service Start- en landingsinformatie die constant wordt uitgezonden via een radiofrequentie. Een ATIS wordt elk halfuur vernieuwd tenzij er plotseling belangrijke veranderingen zijn. Zie 4.4.1. voor meer informatie over de ATIS.
VOLMET Meteorological Information for Aircraft in Flight. Weerinformatie voor vliegtuigen in de vlucht (zie 4.4.1.) bevat METAR en SPECI.
METAR Meteorological Aerodrome Report. Het actuele weerrapport dat door een vliegveld om de 30 minuten of 60 minuten wordt uitgegeven.
SPECI Special weather report. Betekent: speciaal weerrapport. Een SPECI wordt gemaakt als er significante (duidelijk meetbare) verslechtering of verbetering in het weer van een vliegveld plaats vindt. Het is opgesteld zoals een METAR.
TAF Terminal Aerodrome Forecast. Een 9, 24 -of 30 uren weersvoorspelling (soms zelfs langer) voor een vliegveld.Militaire velden geven doorgaans een 12 uurs TAF uit.

 

 

SIGMET

Significant Meteorological Information. Weerrapport dat waarschuwt voor gevaarlijke weersverschijnselen onderweg. Bijvoorbeeld: onweer, ijsaanzetting, turbulentie, vulkanische as, enzovoorts.
RVR Zeg: Aar-Vie-Aar Runway Visual Range De afstand waarover een vlieger over de centerline (=middellijn) van de baan de markeringen of lampen kan zien.
Visibility        Laagste zichtwaarde gemeten in alle richtingen (360°), deze waarde is altijd lager of gelijk aan de RVR. Het vaststellen van de RVR’s gebeurt tegenwoordig op de “westerse velden” met een apparaat dat bestaat uit twee units op 10-20 meter van elkaar. De ene unit zendt een gecodeerd lichtsignaal naar de andere unit. Eventueel lichtverlies wordt gemeten en uit berekening volgt dan de RVR. 
NOSIG No Significant Change, geen significante veranderingen. Dit betekent dat het weer in de komende twee uren niet erg verandert.
BECMG Betekent en uitgesproken als: Becoming. In de komende twee uren verandert het weer naar…
TEMPO Betekent en uitgesproken als: Temporary. In de komende twee uren, voor een periode van maximaal één uur verandert het weer naar… Voorbeeld uit Digitale ATIS (zie 4.4.1.): “TEMPO TSRA” , dit betekent in de komende twee uren, voor een periode van maximaal één uur onweer met stevige regen.

Hoogtemeterinstellingen BE

Altitude is de verticale afstand tussen een vliegtuig en zeeniveau. Height is verticale afstand tussen een vliegtuig en het onderliggende terrein.

Hoogtemeting

Altitude (ALT) 

Beneden de Transition Altitude (zie hieronder)wordt de altitude uitgedrukt in voeten, daarboven in flightlevels waarbij het transitionlevel het laagst bruikbare flightlevel is.      

Altimeter setting Dit is de druk die je in de subscale (kleine venster) van je hoogtemeter draait. Het instrument geeft op basis van deze druk aan op welke hoogte je vliegt. Voor de luchtverkeersleiding is het belangrijk dat iedereen in een bepaald stuk luchtruim of onder een bepaalde hoogte (zie Transition Altitude) dezelfde setting heeft. Dit is belangrijk omdat de verkeersleiding bij het toewijzen van hoogtes aan vliegtuigen een bepaalde onderlinge afstand wil houden.
QNH (zeg:, Kju-En-Eetsj), QNH is de luchtdruk op het veld die volgens de standaardatmosfeer is herleid naar de druk op zeeniveau . 
QNE/Standard Altimeter (zeg: Stendard-Altimeter) Dit is de druk van de standaardatmosfeer op zeeniveau.. Zet , 1013.25hPa in de subscale van de hoogtemeter om de hoogtemeter op QNE te zetten.Op een bepaalde hoogte schakel je van de QNH om naar 1013.25hPA (zie Transition Altitude).
QFE (zeg: Kju-Ef-Ie), QFE is de druk op veldniveau. De meeste zweefvliegers zijn gewend deze druk te gebruiken (bij de cockpitcheck de hoogtemeter op nul zetten). Door de hoogtemeter op nul te zetten, draai je eigenlijk de QFE in de subscale. Als je ergens naar toe gaat, of als je een lange vlucht maakt, is dit geen handige instelling. QFE wordt buiten het zweefvliegen dan ook bijna niet gebruikt.
Transition Altitude Dit is de hoogte waarop stijgend verkeer 1013.25hPa in de subscale van de hoogtemeter behoort te zetten. In België is de transition altitude vastgesteld op 4500 voet.
Transition Level Het flight level waarop dalend verkeer over moet gaan op de plaatselijke altimeter setting (QNH).

Flight Level (FL)

FL is de hoogte in honderdtallen voeten, waarvan het laatste cijfer een nul of een vijf is en waarbij de hoogtemeter op de standaarddruk op zeeniveau is ingesteld (1013 hPa).

 

Tijd

ETA                 Zeg: Ie-Tie-Ee  Betekent: Estimated Time of Arrival. Dit is je verwachte aankomsttijd boven een bepaald punt. 
UTC Zeg: Hjoe-tie-sie  Alle tijden in de luchtvaart zijn in UTC (Co-ordinated Universal Time) ofwel een gecoördineerde wereldtijd. Dit is een standaardtijd gebaseerd op een atoomklok en deze tijd verschilt in de zomer 2 uur en in de winter 1 uur met de Nederlandse tijd. Deze tijd wordt ook wel “Zulu time” genoemd.

Algemeen

Aeronautical Mobile Service Dit is een vrij ingewikkelde term. De officiële definitie is: Een mobiele dienst van aeronautical stations (grondstation) en aircraft stations (luchtvaartuigen), of luchtvaartuigen onderling. Waarin hulpverleningsvoertuigen/luchtvaartuigen meedoen en ook noodbakens (zie ELT) mogen uitzenden op de daarvoor aangewezen spoed– en noodfrequenties. Samengevat kun je dit zien als de gehele luchtvaartdienstverlening.                      
Aeronautical Station Een grondstation dat luchtvaart dienstverlening levert in de aeronautical mobile service. Zo’n station kan een verkeerstoren zijn, maar ook een boorplatform of schip op zee.
Aircraft station Een luchtvaartuig uitgerust met een radio.
AIS Aeronautical Information Service  De luchtvaart informatiedienst die verantwoordelijk is voor de uitgave van de AIP (zie onder), de NOTAM’s (zie onder), AIC’s (zie onder) en tijdelijke aanvullingen (supplements) op de AIP. 
AIP Aeronautical Information Publication  Dit is een uitgave van de AIS van een land en bestaat uit 3 onderdelen. GEN (general = algemeen), de nationale regelgeving. ENR (enroute = onderweg), de regelgeving tijdens het vliegen. AD (aerodrome = vliegveld) de regelgeving en procedures per vliegveld. Te vinden op https://ops.skeyes.be/
AIC Aeronatical Information Circular  Een aanwijzing met betrekking tot de vliegveiligheid, navigatie, technische administratie en regelgeving die niet aan de eisen voor de publicatie van een NOTAM voldoet.
FIR Flight Information Region Dit is een gebied waar FIS (zie onder) en alerting service (=behandeling van noodoproepen) aangeboden wordt. Voor België en Luxemburg is er maar één FIR, de Brussels FIR.
FIS Flight Information Service  Informatiedienst voor vliegtuigen in de vlucht. Zo heb je in Belga Information (militair) en Brussels Information die VFR vliegers advies geven over zaken zoals het luchtverkeer, het weer en de status van je vliegplan.
ATC Air Traffic Control  Kortweg de luchtverkeersleiding
ATZ Aerodrome Traffic Zone  Dit is een klein gebied rond een luchthaven (vaak in een militaire CTR) dat bescherming biedt aan startende en landende (zweef)vliegtuigen.
CTR Control Zone   Een gebied rond een vliegveld dat onder controle staat van de lokale verkeersleiding.
TMA Terminal Control Area  Een TMA is een naderingsverkeersleidingsgebied  rond en boven een CTR waarin vertrekkend en naderend verkeer naar een luchthaven wordt gecontroleerd
Flight Plan Vliegplan  Een vliegplan is een document dat een piloot moet indienen wanneer hij met een TMG een vlucht naar het buitenland of naar een gecontroleerd vliegveld maakt. De voorwaarden staan in de AIP (zie AIP). Voor langere overlandvluchten met een motorzwever is het sterk aanbevolen een vliegplan in te dienen, omdat dit de Search And Rescue (zie SAR) kan helpen in geval van nood.
SAR Search And Rescue  Dit is de overkoepelende term voor alle hulp– en reddingsdiensten.
SSR Secondary Surveillance Radar  Een radarsysteem (Radar = radio detection and ranging) dat gebruikt wordt door de luchtverkeersleiding om Mode S (zie 4.2.3.) transponders te ontvangen en de positie van vliegtuigen te bepalen.
VHF Very High Frequency  Dit is de frequentieband (golflengte) waarop de luchtvaart uitzendt. In de grote luchtvaart wordt ook de HF – high frequency gebruikt voor een nog groter bereik. De frequenties die door de luchtvaart gebruikt worden, liggen tussen de 108 MHz en de 137 MHz. Hierin geeft MHz (megahertz) de frequentie aan. 108 MHz tot en met 118 MHz wordt gebruikt door radiobakens die we met zweefvliegtuigen en motorzwevers niet gebruiken. 118 MHz tot en met 137 MHz wordt gebruikt voor Aeronautical Mobile Service, gesproken (“voice”) communicatie.
GPS Global Positioning System  Een satellietsysteem dat eigendom is van en ontwikkeld is door het Amerikaanse leger. GPS is, naast kaartlezen, tegenwoordig het voornaamste navigatiemiddel bij het zweefvliegen en motorzweven.
ELT Emergency Locator Transmitter, ofwel een noodbaken dat na een crash, automatisch of via handmatig aanzetten, een alarmsignaal uitzendt op 121.500 MHz (de internationale noodfrequentie) en op 406 MHz naar satellieten.
NOTAM Notice to Airmen  Een NOTAM bevat een waarschuwing of aanwijzing. Een waarschuwing voor vogels, kapotte vliegveldverlichting, gesloten startbanen en taxibanen, defecte radiofrequenties, enzovoorts. Het kan ook een wijziging zijn in de tekst van de AIP die nog niet in de AIP verwerkt is. Deze zijn terug te vinden op https://ops.skeyes.be/ onder PIB Preflight Information

Simplex

Communicatie waarbij enkel in één richting verzonden wordt. Dit is van toepassing bij een “broadcast” (= uitzending) van een ATIS of ander bericht wat niet aan een specifiek station gericht is.

 

De Taal 

Engels is de standaard taal in de luchtvaart. Communiceren we op de zweefvliegfrequenties dan mogen we onze eigen taal gebruiken. Gebruik je de andere luchtvaartfrequenties dan moet je een RT-bevoegdheid hebben.

EASA stelt dat voor het bedienen van een luchtvaartradio een LPE vereist is. Een LPE is een Language Proficiency Endorsement, een verklaring dat je de radiotaal beheers. Het LPE is verplicht voor ‘Aeroplane-, helicopter-, powered-lift- and airship pilots’. Een zweefvliegtuig (sailplane) is conform de EASA definities geen ‘aeroplane’, maar een ‘aircraft’. Hierdoor is het voor zweefvliegers niet verplicht om een LPE te hebben.

De RT-bevoegdheid is een nationale bevoegdheid die op het SPL bijgeschreven mag worden. Zweefvliegers met een RT-VFR only mogen communiceren met de verkeersleiding (Air Traffic Control) en met luchtverkeer informatie diensten (Flight Information Services) tijdens VFR vluchten.

Zonder RT bevoegdheid mag je alleen communiceren op de ‘vrije’ recreatieve frequenties en op die van ongecontroleerde vliegvelden. Dit geldt ook voor zweefvliegen buiten België.

 

Spellingsalfabet

In de luchtvaart kennen we een eigen alfabet en worden sommige cijfers voor de duidelijkheid anders uitgesproken dan in normaal Engels. Dit alfabet staat bekend als het fonetisch alfabet. Hieronder zie je dat alfabet met daarnaast de uitspraak. De lettergreep die onderstreept is krijgt de klemtoon. De uitspraak is als volgt...

  Spelling Uitspraak      Spelling Uitspraak
A ALFA AL-FA   N NOVEMBER NO-VEM-BER
B BRAVO BRA-VO   O OSCAR OS-CAR
C CHARLIE CHAR-LIE   P PAPA PA-PA
D DELTA DEL-TA   Q QUEBEC KEH-BECK
E ECHO É-KO   R ROMEO RO-ME-O
F FOXTROT FOX-TROT   S SIERRA SEE-AIR-RA
G GOLF GOLF   T TANGO TENG-GO
H HOTEL HO-TEL   U UNIFORM YOU-NI-FORM
I INDIA IN-DIA   V VICTOR VIK-TOR
J JULIETT DJOE-LIET   W WHISKY WIS-KIE
K KILO KI-LO   X X-RAY EKS-RAY
L LIMA LI-MA   Y YANKEE JENG-KEY
M MIKE MAAIK   Z ZULU ZOE-LOE

Cijfers en getallen

Hieronder zie je de uitspraak van de cijfers en de getallen. Alle getallen die worden gebruikt voor de roepnaam van een luchtvaartuig, de koers, de baan, de windrichting en de snelheid daarbij wordt elk cijfer afzonderlijk uitgesproken. Bij de uitzending van transpondercodes wordt elk cijfer afzonderlijk uitgesproken, behalve als de transpondercode uitsluitend uit volledige duizendtallen bestaat; in dat geval wordt de informatie uitgezonden door het cijfer van het duizendtal uit te spreken, gevolgd door het woord „THOUSAND”. De getallen hundred en thousand worden alleen gebruikt bij het aangeven van de hoogte of het zicht bij alle getallen die volledige honderd- of duizendtallen bevatten. Getallen die uit meer dan één cijfer bestaan worden één voor één uitgesproken .

  cijfer uitspraak voorbeeld  
0 ZERO ZE-RO   . DAY-SEE-MAL
1 ONE     30 TREE ZERO
2 TWO     75 SEVEN FIFE
3 THREE TREE   100 ONE HUNDRED (of 100 in geval van een heading)
4 FOUR FOW-er
  1000 ONE THOUSAND
5 FIVE FIFE   PH-731 PAPA HOTEL SEVEN TREE ONE
6 SIX     FL 95 FLIGHT LEVEL NINER FIVE
7 SEVEN     090° HEADING ZERO NINER ZERO
8 EIGHT     SQUAWK 7000 SQUAWK SEVEN TOU-SAND
9 NINER NEI-NER   SQUAWK 7001 SQAUWCK SEVEN ZERO ZERO ONE
. DECIMAL DAY_SEE_MAL   123.355 ONE TWO TREE DAY_SEE_MAL TREE FIVE FIVE
100 ONE HUNDRED HUN-dred      
1000 ONE THOUSAND TOU-SAND      

 

Standaardwoorden

Bij luchtvaartcommunicatie worden de volgende standaardwoorden gebruikt: 

 Term  Uitspraak  Betekenis
Negative Nè-ga-tif Nee, niet (ontkenning)
Affirm Ee-firm Ja (bevestiging)
Unable Un-Eebel Kan niet, mag niet, wil niet
Wilco Wil-ko Ik zal dat doen. Wilco betekent: Ik begrijp het bericht en zal het uitvoeren.
Standby Stend-bij Wacht (niet op reageren, ik ben bezig)
Roger Rot-sjer Ik heb je bericht ontvangen
Say again Zee-a-gên Herhaal bericht
Confirm Kon-furm Kun je bevestigen dat..?
How do you read   Hoe goed kun je me verstaan (zie uitleg hieronder)
Radio check   Kun je bevestigen dat mijn radio goed werkt?
Acknowledge Ek-nolledsj Laat  me weten dat je dit bericht ontvangen en begrepen hebt
Cleared to Kleerd toe Geklaard om.. (toestemming om)
Recleared Rie-kleerd Klaring gewijzigd, je nieuwe klaring is…
Approved Ap-proeft Je hebt toestemming
Maintain Meen-teen Ga door met de afgesproken klaring (Vb.: “Maintain   speed …”)
Cancel Ken-sel Annuleer de eerder gegeven klaring
Correction Korrektsjon Ik heb het fout gezegd, het juiste bericht is….
Disregard Dis-rie-gaard Negeer mijn bericht en beschouw als niet verzonden
Contact Kon-tekt Neem contact op met
Monitor Monnie-tor Luister de volgende frequentie uit, maar neem geen contact op
Break break breek breek Dit is een bericht aan een tweede station, het is druk
Break breek Nu komt het tweede deel van mijn bericht
Read back Riet-bek Herhaal alles van mijn bericht exact zoals ontvangen
Report Rie-pôrt

Geef me de volgende informatie

 

Testprocedure (radio-check)

Soms komt het voor dat een station vraagt hoe goed je het bericht ontvangen hebt, dit gaat dan met de volgende zin “How do you read? Je beantwoordt de vraag dan met een cijfer op de Readability scale van 1 t/m 5": 

Scale Readability Betekenis
1 Read you one   niet te verstaan
2 Read you two zo nu en dan te verstaan
3 Read you tree verstaanbaar, maar met moeite
4 Read you four verstaanbaar
5 Read you five perfect te verstaan 

 

Verkeersleidingsdienst of Air Traffic Control Service

Dienstverlening met het doel:

  1. Aanvaringen of botsingen tussen luchtvaartuigen te voorkomen;
  2. Botsingen tussen luchtvaartuigen en hindernissen op het manoeuvreerterrein te
    voorkomen;
  3. Een ordelijk en snel verloop van het luchtverkeer te bevorderen en te onderhouden.

De Air Traffic Control Service is beschikbaar in gecontroleerd luchtruim en op gecontroleerde vliegvelden, en wordt als volgt onderverdeeld:

Clearance delivery (CLR)
Geeft op grote vliegvelden airway en start-up clearance aan de IFR vluchten.
Call sign: DELIVERY

Ground control (GND)
Coördineert de bewegingen op het vliegveld en de taxiwegen.
Call sign: GROUND

Aerodrome control (TWR)
Regelt visueel het verkeer in de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterein, meestal
een CTR.
Call sign: TOWER

Approach control (APP)
Is verantwoordelijk voor de gecontroleerde VFR en IFR vluchten die een luchtvaartterein
naderen of ervan vertrekken.Call sign: APPROACH

Arrival (ARR)
Wanneer de controle gebeurt met behulp van een secondary radar (SSR) kan de approach control opgedeeld zijn in een Arrival en een Departure control.
De Arrival verzorgt de separatie tussen de vliegtuigen in de eindnadering.
Call sign: ARRIVAL

Departure (DEP)
Departure verzorgt de separatie tussen de vertrekkende vliegtuigen.
Call sign: DEPARTURE

Area control (ACC of UAC voor het UIC)
Controleert het vliegverkeer in gecontroleerde gebieden zoals de CTA, AWY en upper AWY.
Call sign: CONTROL

skeyes canac

 

4.2 VFR-COMMUNICATIE

  

Bij het zweefvliegen gaat spraakcommunicatie via de radio en datacommunicatie via de transponder en de flarm. 

Geluidsgolven

Geluid (trilling van lucht) plant zich door de lucht voort in de vorm van geluidsgolven. De snelheid waarmee dit gebeurt is ongeveer 330 m/s.

Een geluidsgolf heeft een golflengte en een amplitude.

Hoe meer golven per tijdseenheid hoe hoger het geluid klinkt en hoe groter de amplitude hoe luider het geluid klinkt.Het aantal golven per seconde noemen we de frequentie en dit drukken we uit in Hertz (Hz). Hieronder zie dat het aantal golven per seconde toeneemt. De frequentie stijgt naar 5 trillingen per seconde.

Mensen kunnen  trillingen die liggen tussen 20 en 20.000 Hz waarnemen.

Radiogolven

Radiogolven of radiostraling zijn elektromagnetische golven die zich voortplanten met de snelheid van het licht 300.000.000 m/s. De ontdekker van de radiogolven is Heinrich Hertz. Bij radiogolven is ook sprake van golflengte, amplitude en frequentie. Het frequentiegebied loopt van enkele honderden Hertz tot enkele giga Hertz (GHz).

  1. 1 Hz is 1 trilling per seconde
  2. 1 kHz   (kilo is duizend) is 1.000 trillingen per seconde.
  3. 1 MHz (mega is 1 miljoen) is 1.000.000 trillingen per seconde
  4. 1 GHz (giga is 1 miljard) is 1.000.000.000 trillingen per seconde.  

De VHF-band

Onze zweefvliegkanalen: 122.385, 126.810 en 135.235 liggen in de VHF-band. De VHF frequentieband loopt van 30 tot 300 MHz. In de VHF band bevindt zich de VHF-NAV band van 108 tot 118 MHz en de VHF-COM band van 118 tot 137 MHz. In de NAV band bevinden zich radionavigatiebakens en in de COM band bevinden zich de radiocommunicatie stations.

Hieronder zie je de overige frequentiebanden.

Band Frequentie  Golflengte      gebruik luchtvaart

LF

Low Frequency

30-300 kHz 10.000-1000 m Navigatiebakens

MF

Medium Frequency

300 kHz  - 3 MHz 1.000-100 m Navigatiebakens

HF

High Frequency

3 MHz - 30 MHz 100-10 m Voor RT over lange afstand

VHF

Very High Frequency

30-300 MHz 10-1 m

Navigatiebakens

RT-communicatie 118 - 136.975 MHz

UHF

Ultra High Frequency

300 MHz -3 GHz 1 m- 10 cm

Navigatiebakens

Radio transponders 1090 MHz

GPS

long range radar

SHF

Super High Frequency

3 GHz - 30 GHz 10 cm - 1 cm medium range radar

EHF

Extreme High Frequency

30 GHZ - 300 GHz 1 cm - 1 mm short range radar

 

Kanaalseparatie 

Tot aan 2018 hadden de zweefvliegradio's een kanaalseparatie van 25 kHz. Na 122.475 MHz kwam 122.500 MHz en dan 122.525 MHz. Aangezien er een tekort aan frequenties is, moeten ook in de kleine luchtvaart vanaf 31 december 2017 alle radio's vervangen worden door radio's met een kanaalseparatie  van 8.33 kHz. De frequentie van het vliegveld van Goetsenhoven was 125.375 en dit is nu geworden kanaal 125.380. Bij 8.33 kHz-separatie is het woord frequentie vervangen door kanaal. 

Bereik radiosignaal

Wanneer een zweefvlieger tijdens een overland laag zit, of ver weg is, kun je hem niet ontvangen. Het bereik van de radiozendinstallatie is niet oneindig. De reikwijdte van het radiosignaal is afhankelijk van het vermogen van de radio en de afstand tot de ontvanger. De voortplanting van radiogolven verloopt via drie wegen, routes of paden. We onderscheiden:

  1. oppervlakte golven of grondgolven. Lage frequenties volgen een gebogen lijn langs het aardoppervlak. Deze oppervlaktegolven (ook wel grondgolven genoemd) reiken verder dan de horizon.
  2. ruimtegolven.  VHF-golven planten zich voort in een vrijwel rechte lijn van de zender naar de ontvanger. Zender en ontvanger bevinden zich eigenlijk op "zichtafstand" van elkaar. Aangezien deze golven iets door de atmosfeer worden gebogen, kan het signaal iets verder dan de zichtbare horizon reiken.
  3. ionosfeergolven.  Deze golven kaatsen dan tegen de ionosfeer (een laag rond de aarde) en worden dan teruggekaatst naar de aarde. 

BE radiogolven

Zweefvliegradio's maken gebruik van VHF-golven (rechtstreekse- of ruimte golven). Tussen zender en ontvanger moet sprake zijn van een rechte lijn. De reikwijdte bereken je ruwweg als volgt: bereik in kilometers =4 x de wortel uit de vlieghoogte in meters. Voorbeeld:

  1. Bij een vlieghoogte van 900 m is het bereik 4 x 30 = 120 km.
  2. Het bereik van twee zweefvliegtuigen die elkaar oproepen en elk op zo'n 900 m hoogte zitten is het dubbele hiervan, dus 2 x 120 = 240 km.

De bovenstaande berekening is niet erg nauwkeurig, in werkelijkheid hebben factoren als de atmosfeer, hoogte van de ontvangende antenne, bergen of water een grote invloed op de reikwijdte van het signaal.

BE LineOfSight

Belangrijke frequenties

  1. 121.500 MHz de VHF noodfrequentie
  2. 126.900 MHz Brussels Information
  3. 129.325 MHz Belga Info 

Belga Info en Brussels Information zijn vluchtinlichtingendiensten (Flight Information Centres) Ze geven inlichtingen over o.a. het verkeer op jouw traject, de regionale QNH, militair verkeer, enz… Je kunt er een fix (zie 4.6) opvragen als je de weg kwijt bent.

 Transponder

Het woord transponder komt van de woorden: transmitter (zender) en responder (antwoorder). Na de invoering van de transponderplicht, in het grootste gedeelte van het Nederlandse luchtruim, zijn de meeste zweefvliegtuigen uitgerust met een zogenaamde Mode S transponder.

SERA.13001 Bediening van een SSR-transponder
a) Als het luchtvaartuig een bruikbare SSR-transponder aan boord heeft, moet de piloot de transponder tijdens de volledige vlucht gebruiken, ongeacht of het luchtvaartuig zich binnen of buiten het luchtruim bevindt waarin SSR wordt gebruikt voor ATS-doeleinden.

b) Piloten mogen de IDENT-functie niet gebruiken, tenzij de luchtverkeersdiensten daarom vragen.

c) Behalve voor vluchten in het luchtruim waarin het gebruik van een transponder verplicht is gesteld door de bevoegde autoriteiten, zijn luchtvaartuigen zonder voldoende elektrisch vermogen vrijgesteld van de eis om de transponder tijdens de volledige vlucht te gebruiken.

Een transponder zendt (transmit) en antwoordt (respond). Hij zendt periodiek een signaal  uit en  antwoordt wanneer hij door een radar of een ACAS (Airborne Collision Avoidance System van een verkeersvliegtuig) wordt ondervraagd.  Als antwoord stuurt hij een signaal terug dat informatie bevat over bijvoorbeeld de transpondercode en de hoogte van het vliegtuig. Dat signaal wordt door de radar of ACAS opgevangen en verwerkt tot een afstand en een richting. Welke informatie er precies door de transponder wordt doorgegeven hangt af van de instelling van de transponder.

 

Transponder instellingen
We kennen de volgende instellingen:

  1. Mode A:  Bij mode A wordt de vier-cijferige code uitgezonden.
  2. Mode C:  Bij mode C wordt de vlieghoogte (uitgedrukt in Flight Level, dus gebaseerd op 1013.2 hPa) uitgezonden.
  3. Mode A/C: Bij mode A/C wordt de 4-cijferige code plus de vlieghoogte uitgezonden.
  4. Mode S:  Bij mode S zendt de transponder naast de 4-cijferige code en de drukhoogte tevens een unieke 24-bits identificatiecode uit. Deze identificatiecode bevat o.a. het registratiekenmerk van het vliegtuig (bijvoorbeeld: OO-YDU). 

De 24-bits identificatie wordt door de nationale luchtvaartautoriteit toegekend. In Europees luchtruim moeten Mode S-transponders gebruikt worden.

Wanneer een mode S-transponder wordt verbonden met een GPS-ontvanger dan kan hij de GPS-gegevens van het vliegtuig mee uitzenden. We spreken dan van een ADS-B signaal. ADS-B staat voor “Automatic Dependent Surveillance-Broadcast”.  Een mode S-transponder met  ADS-B informatie bestaat dus uit de transponder mode S- informatie en de GPS- informatie ( positie, hoogte en snelheid).

 

Met een ADS-B ontvanger kun je de ADS-B gegevens weergeven op een display in het vliegtuig of bijvoorbeeld op een kaart. Zie bijvoorbeeld: http://planefinder.net/

Voor de start zet je de transponder op standby. Dat is de opwarmstand. Wanneer je de transponder op ON zet (Mode A) dan wordt alleen de vier-cijferige code uitgezonden. Alleen op de stand ALT (Mode ACS) wordt hoogte, positie en de identificatiecode weergegeven. Wanneer de transponder per ongeluk op ON staat i.p.v. op ALT dan kan de verkeersleiding vragen om de transponder op ALT (mode ASC) te zetten. Zo'n verzoek over de radio luidt dan:

  OO-YDU SQUAWK CHARLIE
SQUAWKING CHARLIE OO-YDU

 

Het is belangrijk om bij de cockpitcheck je transponder op ALT aan te zetten zodat de luchtverkeersleiding en andere vliegtuigen je positie, hoogte en identificatiecode hebben. Je hoeft niet in contact te zijn met een verkeersleider om toch voordeel van je transponder te hebben. Zo waarschuwt de verkeersleiding groter (en sneller) verkeer van jouw aanwezigheid. Ook ACAS maakt gebruik van de transpondersignalen ter voorkoming van botsingen

De transponder op de afbeelding staat ingesteld op code 7000 Bij vliegen in ongecontroleerd gebied blijft de transponder op deze code staan. In gecontroleerd luchtruim kan de verkeersleiding je vragen om een andere code te squawken. Er zijn een paar speciale codes:

Speciale transponder-codes

  1. 7000Voor vliegen in ongecontroleerd gebied
  2. 7500code om aan te geven dat er sprake is van een kaping
  3. 7600code om aan te geven dat er sprake is van uitval van de radioverbinding
  4. 7700code om aan te geven dat er sprake is van een noodgeval 

Een geheugen steuntje voor die codes:

  1. seven five, someone with a knife
  2. seven six, ik hoor niks
  3. seven seven, we're going to heaven

Op de transponder zit ook een IDT-knop (ident-knop). Het kan voorkomen dat de verkeersleiding je opdraagt om deze in te drukken: “Squawk ident!” Je drukt dan 1 keer op de IDT-knop en bij de verkeersleider zal jouw positie gedurende enige tijd oplichten op het scherm.

Lees voor het gebruik van je transponder altijd goed het handboek om verkeerd gebruik te voorkomen.

 

4.2.1 VFR COMMUNICATIE OP ONGECONTROLEERDE VLIEGVELDEN

Ongecontroleerd verkeer

In de luchtvaart maakt men onderscheid tussen gecontroleerd en ongecontroleerd verkeer. Zweefvliegers en motorzweefvliegers vallen meestal onder ongecontroleerd verkeer. De meeste kleine luchthavens in België zijn ook ongecontroleerd (bijvoorbeeld Brasschaat, Genk en Hasselt). Het verschil tussen gecontroleerd en ongecontroleerd verkeer wordt uitgelegd in de AIP (Intergrated Aeronautical Information Package. Deze wordt door elk Europees land uitgegeven. De Belgische eAIP vind je op: https://ops.skeyes.be/

Je moet onthouden dat je tijdens een ongecontroleerde vlucht zelf verantwoordelijk bent voor de onderlinge afstand (separatie) met andere vliegtuigen en dat je nooit een klaring zult krijgen.

Gecontroleerde stations herken je aan de naam. Woorden als control, tower en ground slaan op gecontroleerd verkeer. Bijvoorbeeld “Kleine Brogel tower.” Ongecontroleerde stations heten meestal radio of information. Bijvoorbeeld “Schaffen radio.” Tijdens openingstijden zit daar achter de radio iemand die wel informatie mag geven over ander verkeer, de landingsrichting, de lokale procedures en het weer, maar hij/zij mag geen klaring geven om te starten of te landen. Die beslissingen neem je zelf.

Wanneer je een vlucht naar een voor jouw onbekend vliegveld maakt, bestudeer je de AIP voordat je gaat vliegen. In de AIP vind je in Part 3 AERODROMES de gecontroleerde en ongecontroleerde vliegvelden van België Je vindt er onder andere kaarten met de noodzakelijke informatie over de aanvliegprocedures (het circuit) en het radiogebruik op elk vliegveld.

Klik je op vliegveld EBKH Keiheuvel dan vind je daar bijvoorbeeld:

DE VFR FLIGHT PROCEDURES AND REGULATIONS

en onderaan de volgende kaarten:

 EBKH VAC01 v02

VISUAL APPROACH CHART/VFR PROCEDURES van Keiheuvel

EBKH ADC01 v01

Keiheuvel AERODROME CHART

Zodra je op de grond of in het vliegtuig de radio gaat gebruiken ben je een zogenaamd “station”. De naam van je station is je vliegtuigregistratie, dusnietje wedstrijdregistratie! Belgisch geregistreerde vliegtuigen hebben een registratie beginnend met OO (“Oscar Oscar”). Bij zweefvliegtuigen en motorzwevers volgen daarna 3 letters.

Op de zweefvliegkanalen: 122.385, 126.810, 135.235 mag Nederlands gesproken worden, maar de taal van de internationale radiotelefonie is Engels. Tegen officiële stations zoals Brussels Information, Kleine Brogel Tower en Belga Info gebruik je de Engelse taal.

Wanneer op Keiheuvel wilt landen dan roep je Balen radio op kanaal 120.310 Je moet je aan de volgende basisvolgorde van een bericht houden.  

  1. Naam station dat je oproept (en eventueel een groet)
  2. Naam eigen station
  3. Vliegtuigtype (Kies “glider” of “Touring Motor Glider”
  4. Positie waar je je bevindt
  5. Hoogte
  6. Je boodschap  

Na het zenden van je bericht krijg je een antwoord van dat station en dit antwoord dien je terug te lezen (een “read back”). Dat wil zeggen dat je bevestigt wat het station tegen je zegt en dat je de boodschap hebt begrepen of niet hebt begrepen.  

Het is heel belangrijk dat je aangeeft wanneer je een bericht niet hebt begrepen. In dat geval zeg je “SAY AGAIN” (herhaal bericht). 

Het gesprek kan er dan alsvolgt uitzien:

BALEN RADIO, OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM

OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM, BALEN RADIO, GO AHEAD

 

Zonder pauze geef je daarna je type vliegtuig, positie, hoogte en de reden van je oproep.

Glider, VFR, 2 miles west of Balen,at 1500 (one thousand, five hundred) feet, request landing information

De rest van je bericht ziet er dan als volgt uit: 

 

type,

positie

hoogte 

GLIDER

VFR, TWO MILES WEST OF BALEN,

AT ONE THOUSAND FIVE HUNDRED FEET,

 

boodschap

REQUEST AERODROME INFORMATION

OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM

In het geval van ons voorbeeld zal Balen Radio bijvoorbeeld als volgt antwoorden met:

  boodschap

OO-YDU, BALEN RADIO,

WE HAVE RUNWAY 25 IN USE

WIND 190 DEGREES 12 KNOTS

QNH 1013

 

Je leest een bericht als volgt terug;

  Read back

RUNWAY 25

WIND 190 DEGREES 12 KNOTS

QNH 1013

OO-YDU

 

 

 

4.2.2 VFR-communicatie op gecontroleerde vliegvelden

Gecontroleerde stations herken je aan de naam. Woorden als control, tower en ground slaan op gecontroleerd verkeer. Bijvoorbeeld “Kleine Brogel Tower.” 

Wanneer het nodig is om zonder  RT bevoegdheid een officieel station of een ander vliegtuig aan te spreken, dan kun je je aan de volgende basisvolgorde van een bericht houden.  

  1. Naam station dat je oproept (en eventueel een groet)
  2. Naam eigen station
  3. Vliegtuigtype (Kies “glider” of “Touring Motor Glider”
  4. Positie waar je je bevindt
  5. Hoogte
  6. Je boodschap  

In het volgende voorbeeld zien we een zweefvliegtuig met de registratie OO-YDU, die zich ongeveer 4 kilometer west van Mol op 750 meter hoogte bevindt en vanwege slecht weer niet om het gecontroleerde luchtruim heen kan vliegen. Hij wil graag door het zuidelijke deel van de CTR wil vliegen. Onthoud dat je dit niet mag doen zonder RT-bevoegdheid. 

Begin het gesprek met de naam van het station dat je aanspreekt en dan je eigen registratie. 

KLEINE BROGEL TOWER, OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM (GOEDEMORGEN)

OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM, KLEINE BROGEL TOWER, GO AHEAD

 

Zonder pauze geef je daarna je type vliegtuig, positie, hoogte en de reden van je oproep.

Glider (of Touring Motor Glider), VFR, 2 miles West of Mol,at 2500 (two thousand, five hundred) feet, request crossing your TMA from West to East, south of the aerodrome in the direction of Genk, between 3500 feet and 2500 feet due to weather” 

De rest van je bericht ziet er dan als volgt uit: 

 

type,

positie

hoogte 

GLIDER

VFR, TWO MILES WEST OF MOL,

AT TWO THOUSAND FIVE HUNDRED FEET,

 

boodschap

REQUEST TO CROSS YOUR TMA FROM WEST TO EAST,


VIA SOUTH OF THE AERODROME IN THE DIRECTION OF GENK,


BETWEEN THREE THOUSAND FIVE HUNDRED FEET AND TWO THOUSAND FIVE HUNDRED FEET,


DUE TO WEATHER

OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM 

In het geval van ons voorbeeld zal Kleine Brogel toren antwoorden met:

  1. een toestemming (klaring),
  2. een weigering (“negative” of “unable”)
  3. of, als het druk is, dan zetten ze je in de wacht met de volgende boodschap “Standby”.
  Weigering

OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM, KLEINE BROGEL TOWER,


NEGATIVE, UNABLE TO APPROVE, DUE TO
TRAFFIC ON FINAL RUNWAY 05L,


STAY OUTSIDE THE KLEINE BROGEL TMA

  Toestemming

OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM, KLEINE BROGEL TOWER,

YOU ARE CLEARED TO CROSS THE KLEINE BROGEL TMA BETWEEN 3500FT AND 2500FT,

QNH 1016,

REMAIN SOUTH OF THE AERODROME AND SQUAWK 2000

Je leest een bericht als volgt terug;read back:

  Toestemming

CLEARED TO CROSS THE TMA FROM WEST TO EAST

BETWEEN 3500 AND 2500 feet

QNH 1016

SQUAWKING 2000

WILCO, SOUTH OF THE AERDROME

OSCAR OSCAR YANKEE DELTA UNIFORM

 

In ons voorbeeld zeg je met “wilco” dat je zuid van de luchthaven zult blijven. Je kunt daar nog aan toevoegen 'south of the aerodrome' om aan te geven dat je het begrepen hebt. Een transpondercode zoals “squawk 2000” of radiofrequenties moet je helemaal teruglezen en mag je niet met “wilco” bevestigen.

De transpondercode 2000 wordt gegeven aan VFR-vluchten die in contact zijn met een luchtverkeersleidingsdienst (Tower, Approach, Brussels Information). In sommige gevallen kan het echter zijn dat je nog een individuele code (bvb. "squawk 5104") ontvangt.

4.2.3 VFR-communicatie met ATC (en-route)

Zweefvliegen vindt hoofdzakelijk plaats in luchtruim E en G onder Visual Flight Rules (VFR). Voor VFR-vluchten is een klaring van een ATC (Air Traffic Control) niet verplicht. Air traffic Control is het Engelse woord voor luchtverkeersleiding. 

Aangezien zweefvliegtuigen steeds hoogte winnen en dan weer een eind langzaam naar beneden glijden en tevens niet een vaste koers vliegen, maar de route laten bepalen door de cumuluswolken die ze links of rechts van hun koers zien, melden ze zich niet aan bij een verkeersleiding. 

Het kan voor zweefvliegers wel handig zijn om Brussels Information op te roepen en dan bijvoorbeeld te vragen of een CTR of TMA actief is of niet. Wanneer een CTR of TMA niet actief is, wordt die in België klasse G en kan je er dus zonder verdere toestemming doorvliegen. Let wel op voor de CTRs en TMAs van Florennes en Kleine Brogel: daar is uitluisteren verplicht wanneer ze buiten hun openingsuren standy zijn. Zie ook 1.07 Regelgeving en luchtruimstructuur.

Een motorzwever die bijvoorbeeld van Brasschaat naar Weelde vliegt kan zich ook aanmelden bij Brussels Info. De verkeersleider van Brussels Information geeft altijd de QHN op voor je hoogtemeter. Hij of zij kan je een squawk-code opgeven, zodat ze je goed kunnen volgen. Op verzoek kan informatie gegeven worden over vliegverkeer dat je onderweg tegenkomt en ze kunnen tevens info over het weer geven. 

Wanneer je in het bezit bent van een RT-bevoegdheid dan kun je Brussels Information oproepen. Je houdt je daarbij weer aan de  basisvolgorde van een bericht met dit verschil dat bij het contact maken met Brussels Information de positie moet worden vermeld..  

  1. Naam station dat je oproept, je positie (en eventueel een groet)
  2. Naam eigen station
  3. Vliegtuigtype (Kies “glider” of “Touring Motor Glider”)
  4. Positie waar je je bevindt en waar je naar toe gaat (dit heb je al gezegd, dat mag dus worden weggelaten).
  5. Jouw hoogte
  6. Je boodschap  

In het volgende voorbeeld zien we een motorzweefvliegtuig met registratie OO-UJA, dat zich ongeveer 1 kilometer west van Rijkevorsel op 2000 ft hoogte bevindt en onderweg is naar Weelde.. 

Begin het gesprek met de naam van het station dat je aanspreekt en dan je eigen registratie. Bij het oproepen van Brussels Information noem je ook direct je positie.

BRUSSELS INFORMATION, OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

ONE NAUTICAL MILE WEST OF RIJKEVORSEL

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

, BRUSSELS INFORMATION, GO AHEAD

 

Zonder pauze geef je daarna je type vliegtuig, positie, hoogte en de reden van je oproep.

Touring Motor Glider, 1 nautical mile west of Rijkevorsel, at 2000 (two thousand,) feet, VFR from Brasschaat to Weelde request flight information service, OO-UJA.

Je bericht ziet er dan als volgt uit: 

TOURING MOTOR GLIDER, 

ONE NAUTICAL MILE WEST OF RIJKEVORSEL,

AT TWO THOUSAND FEET,

VFR FROM BRASSCHAAT

REQUEST FLIGHT FOLLOWING,

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA,

FLIGHT INFORMATION SERVICE,

QNH ONE ZERO THREE TWO

 

QNH ONE ZERO THREE TWO

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

 

Onderweg kan Brussels Information je oproepen om je te waarschuwen voor tegemoet komend of kruisend verkeer. Zo'n oproep kan er alsvolgt uitzien:

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA,

TRAFFIC AT ONE O CLOCK,

FOUR MILES, TWO TOUSAND FEET,

CROSSING FROM RIGHT TO LEFT

 

LOOKING OUT

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

 

Wanneer je het vliegtuig in zicht hebt dan kun je dit alsvolgt melden:

BRUSSELS INFORMATION

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

TRAFFIC INSIGHT

 

Wanneer je in de buurt van Weelde bent dan wil je overschakelen naar de frequentie van Weelde Radio. Je meldt je eerst af bij Brussels Information en dat doe je alsvolgt:

BRUSSELS INFORMATION

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

SIX MILES BEFORE WEELDE

REQUEST FREQUENCY CHANGE

 

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA,

FREQUENCY CHANGE APPROVED

 

FREQUENCY CHANGE APPROVED

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

 

Vaak hoor je op de frequentie van Brussels information ook "QSY approved". De Q-code QSY betekent hetzelfde als "frequency change".

 

LISTENING SQUAWK (Frequency Monitoring Code, FMC)

Om luchtruim schendingen te voorkomen in de buurt van drukke vliegvelden, heeft de verkeersleiding een ‘Listening Squawk’ (LS) ingesteld. Dat betekent dat je daar uitluistert op een aangewezen frequentie en om dat de verkeersleiding duidelijk te maken stel je een bijbehorende squawk code in. Officieel heet dat een ‘Frequency Monitoring Code. Afgekort FMC
Zo weet de verkeersleiding dat je uitluistert. Je hoeft slechts uit te luisteren, er is geen verplichting tot radio gebruik, immers je bevindt je in klasse E of G, ongecontroleerd luchtruim, maar je bevindt je vaak wel in TMZ-luchtruim (Transponder Mandantory Zone).

De verkeersleiding of FIS (Flight Information Service) heeft nu wel de mogelijkheid om waarschuwingen te geven op die frequentie. Dat kunnen algemene mededelingen zijn, of gericht aan een specifiek vliegtuig.

In België wordt de monitoring code 5101 gebruikt om aan te geven dat je uitluistert op de frequentie 126.900 MHz (Brussels Information). Aangezien het ongecontroleerde luchtruim hier geen TMZ is, is het echter geen verplichting.

De verkeersleiding/FIS geeft op deze uitluister-frequentie GEEN verkeersleiding, alleen waarschuwingen, en het ontheft de vlieger ook niet om zelf ten koste van alles luchtruim schendingen te voorkomen.

In Duitsland en Nederland is de FMC en bijhorende frequentie vaak afhankelijk van de regio waarin je vliegt. Deze worden dan op de luchtvaartkaarten aangegeven.

 

De recente VFR-kaarten geven in de betreffende TMZ’s de squawk code en uit te luisteren frequentie weer. Vlieg je van Malden naar Venlo dan moet je in het gebied om Niederhein CTR uitluisteren op 128.500 en de transponder op SQUAWK 6101 zetten.

De meeste radio’s hebben de mogelijkheid om op twee frequenties uit te luisteren. Dat is handig, want dan kun je gewoon op de zweefvliegfrequentie blijven terwijl je uitluistert op de LS-frequentie

In Nederland is deze Listening Squawk sinds 18 juni 2020 ingesteld. Aangezien de Listening Squawk TMZ’s zich momenteel onder de TMA’s bevinden van Schiphol en Rotterdam, zullen alleen de motorzweefvliegers hier mee te maken krijgen. 

Vlieg je met  een TMG richting Texel en plan je de route onder de TMA van Schiphol door dan heb je twee mogelijkheden:

  1. Je hebt al contact met AMS FIS op 124.300, of je maakt het voordat je onder de TMA komt, dan behoud je squawk 7000 en houd je contact, totdat je je afmeldt. Je moet dan wel een RT-bevoegdheid hebben.
  2. Je maakt geen contact, selecteert squawk 7020 en luistert uit op 124.300 totdat je de Listening Squawk TMZ weer verlaat.

Vlieg je richting Midden Zeeland dan krijg je ook te maken met Listening Squawk gebieden.

In Duitsland is het sinds 26 maart 2020 verplicht om je aan deze LS te houden. Onlangs heeft de Duitse luchtverkeersleiding aangegeven dat veel vliegers nog niet die squawk selecteren en niet met de juiste frequentie uitluisteren. 

Wanneer je van Terlet of Twente naar het oosten vliegt, dan kom je in de buurt van Borken Bergen bij het grote vliegveld Münster/Osnabrück. Dan zie je op de VFR kaart dat je in TMZ-luchtruim zit tussen 3500 en FL60. Voordat je dat gebied met Listening Squawk in vliegt heb je twee opties:

  1. Je selecteert de squawk code en bijbehorende frequentie (6104 en 129.300) en je luistert uit totdat je dit gebied weer verlaat en vervolgens selecteer je weer squawk 7000.
  2. Wanneer je in contact bent met de FIS, vraag dan of je binnen de TMZ op hun frequentie kunt blijven. Je krijgt dan mogelijk een andere transpondercode of de opdracht om alsnog over te schakelen naar de TMZ frequentie. 

Voordat je overland gaat is het belangrijk dat je de voorgenomen route ook verkent in verband met mogelijke verplichting tot de Listening Squawk.

Hieronder zie je een overzicht met de gebieden voor Listening Squawk voor Duitsland, met de kanttekening dat de recente VFR kaart altijd leidend is.

 

 

 

4.3 ALGEMENE PROCEDURES

Zodra je op de grond of in het vliegtuig de radio gaat gebruiken ben je een zogenaamd “station”. De naam van je station is je vliegtuigregistratie, dus niet je wedstrijdregistratie! Belgisch geregistreerde vliegtuigen hebben een registratie beginnend met OO (“Oscar Oscar”). Bij zweefvliegtuigen en motorzwevers volgt daarna een combinatie van drie of vier cijfers.

Op de zweefvliegkanalen: 122.385, 126.810, 135.235 mag Nederlands gesproken worden, maar de taal van de internationale radiotelefonie is Engels. Tegen officiële stations zoals Brussels Information, Kleine Brogel Tower en Kleine Brogel Approach Info gebruik je de Engelse taal.

Er zijn veel verschillende soorten radio’s voor zweefvliegtuigen in gebruik. Deze radio's kun je gebruiken op de frequenties van de luchtvaartband. Dat is de band van 118 tot 137 MHzLees voor het gebruik van de radio eerst de handleiding of laat je briefen door een instructeur.

 Elke radio heeft:

  1. een display met daarop de geselecteerde radiofrequentie:
  2. een “zendknop” ( push to talk button / PTT) op de stuurknuppel of op het instrumentenbord:
  3. een volumeknop en een squelch-knop (ruisonderdrukker);
  4. knoppen om van radiofrequentie te wisselen. 

De zendknop zit meestal op de stuurknuppel. Als je de zendknop indrukt gaat de ontvanger 'dicht' en de zender 'open'. Bij goed radiogebruik hoort ook de techniek waarmee je de radio bedient.

Voor het zenden

  1. Als je een headset met microfoon gebruikt, plaats de microfoon dan zo dicht mogelijk bij de mond, maar raak de microfoon niet aan met je lippen . 
  2. Bij een losse microfoon houd je de mond tijdens het zenden dicht op de microfoon. Draai onder het praten je hoofd niet weg van de microfoon.
  3. Controleer altijd eerst of de juiste frequentie geselecteerd is en controleer het volume door de ruisonderdrukker tijdelijk uit te schakelen (squelch-knop indrukken).  Door het afzetten van de squelch hoor je een ruis. Hiermee kun je horen hoe luid het volume staat. Ook kun je de squelch uitzetten wanneer door de grote afstand de oproep heel zwak doorkomt. Dan kun je signalen die anders niet over de squelchdrempel zouden komen ontvangen.
  4. Zorg ervoor dat je de zender alleen gebruikt als de antenne is aangesloten. Wanneer je zendt zonder aangesloten antenne (wat bijvoorbeeld bij de grondset wel eens voor kan komen) beschadig je meestal de zender. 

Denken, uitluisteren, drukken en dan spreken 

  1.  Altijd eerst nadenken voor je gaat praten!” Bedenk eerst wat je gaat zeggen en druk dan pas de zendknop in. Maar voor je dat doet moet je eerst de gesprekken op de radio volgen, zodat je niet gaat zenden als iemand nog antwoord moet geven.
  2. Spreek op normale sterkte en met een normaal tempo. Niet sneller dan 100 woorden per minuut.
  3. Druk eerst de zendknop volledig in voordat je begint met praten. Dit voorkomt het verlies van belangrijke informatie. 
  4. Spreek de boodschap zo duidelijk mogelijk uit en laat dan de zendknop pas los. Wanneer je de zendknop indrukt en tegelijk begint te praten dan hoort de ontvanger het eerste woord niet. Dus eerst volledig drukken en dan praten! 
Vlak voor de landing riep de startleider, die zag dat de LS4 links van de ASK21 wilde landen, via de radio dat de ASK niet moest uitsturen. De instructeur verstond: "Uitsturen" en stuurde na de landing naar links uit

 

Na het zenden

  1. Laat de zendknop pas los als je helemaal klaar bent met zenden.
  2. Nadat je een bericht hebt verzonden, moet je minimaal 10 seconden wachten voordat je dit bericht herhaalt. Dit voorkomt onnodig zenden omdat  het ontvangende station even de tijd nodig heeft om op de eerste oproep te reageren.
  3. Als er geen reactie op jouw oproep komt, controleer dan of je de volumeknop wel luid genoeg hebt staan.
  4. Als je een boodschap niet begrepen hebt, zeg dat dan. Ga niet gissen wat het zou kunnen zijn.

Radiodiscipline

Wat radiodiscipline is (of, beter gezegd, juist niet is) zal je inmiddels wel duidelijk zijn. Op thermische dagen lijkt het op sommige van de zweefvliegfrequenties net een babbelbox. Veel vliegers vinden het geklets op de radio zo hinderlijk dat ze, om geconcentreerd te kunnen thermieken, de radio maar heel zacht of uitzetten. Ze zijn dan niet te bereiken en dat kan erg vervelend zijn voor de vliegclub. Een aantal clubs heeft radiocontact nodig omdat de luchtverkeersleiding van het (militaire) vliegveld waarop ze vliegen, eist dat de vliegers snel via de radio te bereiken zijn. Houd de radiodiscipline in ere en gebruik de radio om volgens de regels - kort en krachtig - uitsluitend noodzakelijke mededelingen te doen.

Internationale noodfrequentie

De frequentie 121.500 MHz is de internationale noodfrequentie. Veel stations en instanties luisteren daarop uit. Dit kanaal moet volledig vrij blijven voor noodoproepen. Zorg ervoor dat je bij het checken van de radio eerst kijkt op welke frequentie hij staat voor je de zendknop indrukt!

Vliegtuigregistraties

Vliegtuigregistraties worden soms door de verkeerleider ingekort. Als je oproept met bijvoorbeeld de registratie OO-VFR, kan het zijn dat de verkeerleider je “Oscar Foxtrot Romeo” gaat noemen. Als de verkeersleiding dat doet, dan mag jij deze verkorte registratie ook gebruiken tegen dit station. Bij elke wisseling van frequentie gebruik je weer je hele registratie. Je mag echter nooit zelf het initiatief nemen je registratie in te korten.  

Communicatie lierstart 

Bij het starten met de lier gebruiken we woorden, tekens en gebaren. Om misverstanden te voorkomen proberen we deze communicatie zoveel mogelijk gelijk te houden. Hieronder volgt een voorbeeld van de lierstart en daaronder van de sleepstart.

Als de gezagvoerder van het zweefvliegtuig klaar is om te starten dan steekt hij zijn duim op naar de tiploper. Dit is het signaal dat de kabel strakgetrokken mag worden. Als de vlieger de start alsnog wil afbreken dan moet hij de kabel ontkoppelen.

De tiploper

Meestal is degene die aanhaakt ook tiploper. Je wacht tot de vlieger z’n duim opsteekt. Dat is het teken dat er volgens de vlieger gestart kan worden. Controleer nog even of het transportwiel verwijderd is. Let ondertussen op of er inderdaad veilig gestart kan worden. Vliegen er geen zweefvliegtuigen boven de lier? Is de lierbaan vrij? Zijn er geen zweefvliegtuigen aan het landen? Is dit allemaal in orde dan steek je een hand omhoog. Wordt er met lichtseinen gewerkt, dan roep je: “Licht! Wordt er met een portofoon of telefoon gewerkt, dan zal de startleider nu contact leggen met de lier. De lier begint met straktrekken. De kabel is pas strak als het vliegtuig iets naar voren rolt.

Als de tiploper toch iets over het hoofd heeft gezien en het signaal voor straktrekken is al gegeven, dan moet hij zwaaibewegingen maken met zijn hand en ondertussen duidelijk “stop! stop!” roepen.

Is de kabel strak, dan roep je “Strak!” en doe je je arm omlaag. De lier geeft nu gas en de tiploper loopt mee tot het zweefvliegtuig niet meer bijgehouden kan worden. Je laat de tip los zonder deze een duw te geven of tegen de houden.   

De startleider

De startleider observeert het gehele vliegbedrijf en staat op een plek waarbij hij goed overzicht heeft op startende en landende vliegtuigen. Zodra een vliegtuig startklaar is, kijkt hij naar dezelfde zaken waar de tiploper op let. Met name of het luchtruim en of het landingsveld vrij is om veilig te kunnen starten. Als de tiploper zijn hand opsteekt neemt de startleider contact op met de lier. Houd dit contact zo zakelijk mogelijk. Een voorbeeld van een goede radio/telefoon oproep is: “Lier, een LS4, aantrekken. Wanneer de kabel strak staat, zegt hij: “hij is strak!” Moet de start afgebroken worden, roept hij “Stop stop stop” totdat de lier zijn zwaailicht heeft gedimd. Communiceren met een portofoon is minder veilig dan met "licht'. Daarom gebruiken de meeste zweefvliegvelden een sterke lamp die op de lier gericht staat.

Wordt er met licht gewerkt, dan laat de startleider het licht knipperen als teken dat er strak getrokken mag worden. Staat de kabel strak en heeft de tiploper het startsignaal gegeven, dan wordt er constant licht gegeven totdat het vliegtuig op een veilige hoogte is. Indien de start afgebroken moet worden, dan gaat  het licht onmiddellijk uit. Raak de kabel niet aan voor het zwaailicht van de lier gedimd is, want dan heeft de lierman de lier uitgeschakeld en kan er niet per ongeluk een verkeerde kabel worden ingelierd.

De lierman

De lierman volgt de procedures zoals hierboven beschreven. Al het contact met de startplaats tijdens het starten dient zo zakelijk mogelijk gehouden te worden. Tijdens de  start let de lierman goed op eventuele tekens van het startende zweefvliegtuig.

Lierteken te langzaam lieren   Als je niet met de juiste snelheid omhoog gelierd wordt, moet je tekens geven. Tijdens de lierstart moeten de vleugels het gewicht van het vliegtuig tillen, plus de kracht die de lierkabel op het zweefvliegtuig uitoefent. Je hebt duidelijk meer lift nodig dan tijdens normaal vliegen. Naast het vergroten van de invalshoek krijg je meer lift door met meer snelheid te vliegen (de lift neemt in het kwadraat toe met de snelheid).

Bij de lierstart ga je omhoog met een hogere snelheid dan waar je normaal mee vliegt tijdens het thermieken. Voor veel kunststof tweezitters is een snelheid tussen de 100 km/h en 120 km/h een goede liersnelheid. Bekijk het vliegtuighandboek voor jouw ideale liersnelheid. Deze snelheid staat ook op een sticker in de cockpit. Houd vooral de minimumsnelheid aan de lier goed in de gaten! Het teken voor te langzaam lieren is dan ook de neus duidelijk naar beneden. De lierman ziet dit en merkt dit aan het geluid van de liermotor en zal meer gas geven. Als de snelheid oploopt, trek je de neus geleidelijk weer omhoog.

Lierteken te snel lieren Bij te snel lieren laat je het vliegtuig met het voetenstuur een paar keer naar links en rechts gieren. Daarbij trek je minder hard aan de stuurknuppel om breukstukbreuk te voorkomen. De neus moet wel duidelijk naar links en rechts gaan, maar je moet voorkomen dat het vliegtuig door het neveneffect van gieren gaat rollen. Als de lierman niet op jouw tekens reageert, dan moet je (op een veilige hoogte) ontkoppelen.

Communicatie sleepstart

startprocedure sleepLargeHet toestel is klaar voor vertrek, de vleugel ligt op de grond; De piloot vraagt om de kabel in te haken (A). Hij opent dan de kleppen van het zweefvliegtuig. Dit geeft het visuele teken aan de sleeppiloot dat de kabel mag opgespannen worden (B).  De sleper begint de kabel strak te trekken. Wanneer de kabel gespannen is en de zweefvlieger klaar is, worden de remkleppen gesloten, wat de indicatie geeft aan de tiploper om de vleugels horizontaal te brengen (C). De tiploper kijkt eerst of er geen toestel aan het landen is. Indien alles OK is, brengt hij de vleugels horizontaal. Dit is het signaal voor de sleeppiloot om te vertrekken (D).

Deze procedure is standaard bij de LVZC. In sommige clubs kan ze toch om welbepaalde redenen variëren.  Ook buiten Vlaanderen kunnen andere procedures bestaan.

Bij gebruik van waterballast kan men de vleugel niet altijd neerleggen. Dan geeft de zweefvlieger over de radio het startsein aan de sleper.

                         

  

Sleepteken: sleepvlieger kan de sleep niet voortzetten

Als het sleepvliegtuig op ongebruikelijke hoogte overduidelijk begint te waggelen (heen en weer rollen) en dit niet door turbulentie wordt veroorzaakt, dan ontkoppel je direct. Gebeurt dit op een hoogte onder de 75 meter probeer dan te landen in de richting van de wind. 

Het ontkoppelteken voor de normale hoogte van het einde van de sleep is exact gelijk aan bovenstaande methode.

Sleepteken: er is iets mis met het zweefvliegtuig

Tegenwoordig hebben de meeste sleepcombinaties radiocontact. Als er iets is, kan dat direct gemeld worden. Mocht er geen radiocontact tussen beide zijn en de sleepvlieger ziet bijvoorbeeld dat de remkleppen open staan, dan beweegt hij snel achterelkaar het richtingsroer heen en weer. Dit is het teken dat er iets met het zweefvliegtuig aan de hand is. 

Sleepteken: er kan niet ontkoppeld worden

Maak rolbewegingen met de vleugels (waggelen) en open de kleppen om de sleepvlieger duidelijk te maken dat de kabel niet los wil, of meld het via de radio. De sleepvlieger sleept je dan terug naar het veld en ontkoppelt vlak boven de grond.

Communicatie zelfstart

Bij het starten met een zelfstarter of motorzwever gelden de procedures zoals die beschreven staan in het handboek van het betreffende vliegtuig. Het is echter raadzaam om op een vliegveld waar ook andere vliegbewegingen plaatsvinden, goede afspraken te maken met de startleider of de plaatselijke havendienst. Raadpleeg ook altijd eerst de AIP.

Indien er geen adviserende startleider of havendienst aanwezig is, verzeker je er dan van dat er niemand in de landing zit en het luchtruim vrij is. Luister dus goed de radio uit.

Communicatie met een informatiedienst / luchtverkeersleider

Om gebruik te kunnen maken van de diensten die gecontroleerde stations bieden, dien je in het bezit te zijn van een RT-bevoegdheid. Zeker voor motorzweefvliegers is zo’n bevoegdheid sterk aan te bevelen. Zo heb je in Belga Info en Brussels Information die VFR vliegers advies geven over zaken zoals het luchtverkeer, het weer en de status van je vliegplan.  Deze diensten noemen we Flight Information Services (FIS) (zie 4.2.1.)

Communicatie circuit en landing

Tijdens een normaal zweefvliegcircuit gebruiken we weinig communicatie. Na het doen van de “downwind-checks” is het op sommige zweefvliegvelden gebruikelijk om op de roepen dat je eraan komt. Je kunt dit doen op de volgende manier: “Whiskey Yankee, downwind!” In dit geval wordt de wedstrijdregistratie (WY) gebruikt. Je kunt ook je vliegtuigregistratie gebruiken. De term “downwind” geeft je positie in het circuit aan. Hieronder zie je een illustratie van de verschillende onderdelen van het circuit.

Het gaat hier om een links circuit. De verschillende stukken van een circuit noemt met “legs” (benen). Op sommige vliegvelden wordt er een rechts circuit gebruikt. We onderscheiden de volgende legs:

  1. departure leg (upwind),
  2. crosswind leg,
  3. downwind leg (rugwindbeen),
  4. base leg (basisbeen),
  5. final. Bij final wordt het woord “leg” weggelaten

Het verhoogt de veiligheid om via de radio te melden dat je op downwind zit. Je geeft dan een positiemelding door. Er kunnen meer zweefvliegtuigen in het circuit zitten die jou misschien nog niet hebben gezien. De startleider kan nu beter bepalen of er veilig geland en gestart kan worden. Het vergroot de “situational awareness” van alle betrokkenen (het plaatje in je hoofd van ieders positie).

Vlieg je naar een drukker vliegveld zoals Charleroi, dan is het noodzakelijk om de AIP te raadplegen. In het voorbeeld van de VFR routes van en naar Charleroi zien we verschillende VFR departures en arrivals. In de CTR van Charleroi vliegen lesvliegtuigen van commerciële vliegscholen en verkeersvliegtuigen rond. Deze vliegtuigen vliegen voornamelijk op hun instrumenten en hebben snelheden die soms ruim boven de 300 km/h liggen. Het is belangrijk om de aanwijzingen in de AIP zeer nauwkeurig te volgen om elkaar niet in de weg te zitten. Hoe je zo’n procedure vliegt leer je bij een cursus VFR-Radiotelefonie.

Tip! Neem eens een kijkje op de website van skeyes: https://ops.skeyes.be/html/belgocontrol_static/eaip/eAIP_Product/index.html

1. Kik op eAIP (Integrated Aeronautical Information Publication)  

 

4.4 METEOROLOGIE EN COMMUNICATIE

Het weer is via veel verschillende kanalen op te vragen. Zo maakt skeyes elke dag een voorspelling van het weer voor de kleine luchtvaart, te vinden op https://ops.skeyes.be/.

Je dient wel eerst een login aan te maken, maar deze is gratis.

Hieronder zie je de metar van vliegveld Beauvechain van zaterdag 26-10-2013 opgevraagd om 11 uur 's morgens:

METAR EBBE 260855Z AUTO 21011KT 8000 BR FEW008 15/13 Q1007 BLU=

Voor het vak communicatie moet je bekend zijn met de onderdelen van de metar:

soort bericht metar  Meteorlogische Airodrome Report
plaats EBBE Beauvechain
datum / tijd 260855Z 26 oktober om 8.55 uur ZULU tijd. Er moet zomers dus twee uur bij geteld worden
  AUTO Een automatisch opgemaakt bericht
wind 21011kt De wind komt uit richting 210 met een kracht van 11 knopen.
zicht 8000 Het zicht is 8000 meter.
significant weer BR

BR betekent dat het nevelig is.

bewolkingsgraad FEW008

FEW = 1 tot 2 achtste bewolking op 800 voet.

temperatuur en dauwpunt 15/13 de temperatuur is 15° C, het dauwpunt is 13°C
QNH Q1007 De QNH (luchtdruk op zeeniveau) is 1007 hPa
Colourstate BLU Het zicht is groter dan 8 km en de wolkenbasis is hoger dan 2500 ft

Voor een verdere uitleg zie: Meteo-informatie.

Met mobiel internet is het mogelijk om vlak voor je vlucht nog even het laatste weer te checken. Deze paragraaf behandelt in het kort het opvragen van het weer tijdens de vlucht.

ATIS

Als je een RT-licentie hebt, kun je aan elke luchtverkeersleider vragen hoe het weer onderweg of bij een vliegveld is. De frequenties van de luchthavens op jouw route vind je in de AIP. Het is ook mogelijk om met je radio de ATIS (Automatic Terminal Information Service) van gecontroleerde luchthavens te beluisteren. Een ATIS is een continu herhaalde radio-uitzending met vooral lokale weersinformatie. De ATIS wordt elk half uur ververst en eerder als er zich een belangrijke wijziging voor doet. Hieronder zie je de kanalen waarop de ATIS van de belangrijkste Belgische luchthavens wordt uitgezonden:

Een ATIS bericht heeft vaak de volgende opmaak:

  1. Naam vliegveld en identifier (= letter A t/m Z) van de ATIS. De identifier wisselt steeds wanneer er een nieuwe ATIS uitkomt. Bij het aanvliegen van het vliegveld noem je dan ook welke ATIS je ontvangen hebt bijvoorbeeld door te zeggen:  Information Lima received.”
  2. De tijd 
  3. De baan in gebruik en eventueel welke instrument arrival (= IFR aanvliegroute, niet voor zweefvliegen/motorzweven!)
  4. Het Transition Level
  5. De windrichting en snelheid in knopen
  6. Het zicht in kilometers
  7. De bewolking in voeten
  8. De temperatuur en dauwpunt
  9. De QNH
  10. Het vooruitzicht
  11. Eventuele NOTAM’s

Deze volgorde kan per vliegveld anders zijn, houd er dus rekening mee dat geen enkel ATIS-bericht hetzelfde is. Een ATIS-bericht kan er als volgt uit zien:

Naam vliegveld en identifier

This is Brussels arrival Information Lima,

Brussel aankomst informatie Lima ,

De tijd 

at time one three three zero (1330),

gemaakt op 1330,

De baan in gebruik

Landing Runway two five left (25L),

baan 25L in gebruik voor landingen,

Het Transition Level

Transition Level four zero (55),

Transition Level 55,

De windrichting en snelheid in knopen

wind zero five zero five (050/5), maximum one five (15), variable between zero one zero (010) and one zero zero (100),

windrichting op de baan variabel tussen 010° en 100° gemiddeld 050° sterkte 5 knopen met uitschieters naar 15 knopen,

Het zicht in kilometers

visibility one zero (10) kilometers

zicht meer dan 10 kilometer,

De bewolking in voeten

clouds few one-thousand five hundred (1500), broken three thousand (3000),

bewolking 1/8e a 2/8e op 1500ft (ongeveer 500 meter) en 5/8e a 6/8eop 3000ft (ongeveer 1000 meter),

De temperatuur

Het dauwpunt

temperature two zero (20), dewpoint one zero (10),

temperatuur 20° Celsius, dauwpunt 10° Celsius,,

De QNH

QNH one zero one four (1014),

QNH 1014,

Het vooruitzicht

NOSIG,

geen significante veranderingen,

Eventuele NOTAM’s

caution birds in the vicinity of the airport.

Pas op voor vogels in de buurt van het vliegveld.

Probeer tijdens het vliegen een ATIS bericht zo kort mogelijk op een blaadje te schrijven. Je bent hier helemaal vrij in. Een voorbeeld:

BRU ARR L 1330Z RWY25L TL55 050/5G15 010/100 10km FEW1500 BKN3000 20/10 QNH1014 NOSIG birds

Op deze manier kun je, na een beetje oefenen, een bericht snel opschrijven en heb je meer tijd om je op het vliegen te concentreren.

Stel dat je naar een internationaal veld vliegt, dan moet je, voordat je contact opneemt met het vliegveld, eerst de ATIS uitluisteren. Bij het eerste contact meld je welk bericht je hebt beluisterd.

INFORMATION LIMA RECEIVED
 INFORMATION LIMA IS CORRECT (of IS ACTIVE)

Luistertip! http://youtu.be/PxwVmLWrEoQ Dit is een voorbeeld van een ATIS bericht op vliegveld Bremen. Let op! De volgorde van de inhoud is iets anders dan hierboven gegeven.

Heb je een RT-bevoegdheid dan kun je tijdens de vlucht in België weerupdates opvragen bij Belga Info en Brussels Information.

Een andere methode om tijdens de vlucht weerupdates te krijgen is via een VOLMET bericht. Een VOLMET geeft je de METAR berichten van verschillende vliegvelden achter elkaar. Voor langzamer verkeer zoals zweefvliegtuigen en motorzwevers is dit minder interessant omdat de velden vaak ver uit elkaar liggen. Zo geeft Brussels VOLMET het weer van Brussel, Oostende, Londen Heathrow, Luxemburg, Amsterdam, Parijs Orly, Frankfurt, Keulen en Dusseldorf.

4.5 VERLIES VAN RADIOCONTACT

Wanneer je een oproep plaatst en je krijgt geen antwoord, dan kan er sprake zijn van een radiostoring. Het kan zijn dat je radio opeens niet meer werkt. Een storing bij het grondstation is ook mogelijk. Wanneer je in ongecontroleerd luchtruim bent en je je niet aangemeld hebt bij een Flight Information Service vormt dit meestal geen probleem.

Er zijn verschillende varianten van verlies van radiocontact. Zo kan het voorkomen dat je wel kunt zenden maar niet kunt ontvangen of andersom. Dit kan ook bij de ontvanger op de grond het geval zijn.

Bij de grote luchtvaart komt een echte Communication Failure (verlies van radiocontact) bijna niet voor. Verlies van radiocontact tussen zweefvliegers en hun grondstations komt, door de afstand en de lage hoogte van de zweefvliegtuigen, geregeld voor.

Als je denkt dat je het radiocontact verloren hebt bij een vlucht in ongecontroleerd luchtruim, houd je dan altijd eerst bezig met het vliegen en het navigeren (AVIATE, NAVIGATE, COMMUNICATE). Ga daarna als volgt te werk:

  1. Controleer of je radio aan staat
  2. Controleer of je de juiste frequentie geselecteerd hebt.
  3. Druk op de squelch-knop om je volume te controleren.
  4. Controleer bij een headset of de aansluitingen van zowel je microfoon en ontvanger goed in de connector van het vliegtuig zitten.
  5. Probeer een radiocheck te doen richting het station waar je mee in gesprek bent, voorbeeld: Tienen Radio, OO-YDU, Radio Check on 125.380”.
  6. Wissel eens van frequentie om te kijken of dat verschil maakt.
  7. Probeer andere vliegtuigen op te roepen om je boodschap door te geven.
  8. Controleer of je zendknop niet ingedrukt blijft zitten. Bij een  “sticking mike” of jamming blijft de zendknop door een mechanische of elektronische oorzaak ingedrukt en de radio blijft zenden. Dit is heel vervelend want de frequentie wordt effectief geblokkeerd voor iedereen. Als je jamming vermoedt, moet je de radio afzetten. 

Besef dat je misschien wel kunt zenden, maar niet kunt ontvangen. Doe dus wel normaal je positiemeldingen zoals je dat anders ook zou doen. Het is mogelijk om vooraf aan je boodschap de volgende zin te zeggen: Transmitting Blind Dit betekent: blind uitzenden; je geeft hiermee aan dat je een probleem hebt met je ontvanger en je gaat door met waar je mee bezig bent. Hierna zend je je boodschap twee keer uit. Bijvoorbeeld:

TIENEN RADIO, OO-YDU ON 125,380


TRANSMITTING BLIND DUE TO RECEIVER FAILURE,


GLIDER, 3 MILES SOUTHEAST OF TIENEN, AT 2000 FEET 


ENTERING RIGHT HAND DOWNWIND FOR FULLSTOP RUNWAY 24

 

TIENEN RADIO, OO-YDU ON 125,380


TRANSMITTING BLIND DUE TO RECEIVER FAILURE,


GLIDER, 3 MILES SOUTHEAST OF TIENEN, AT 2000 FEET 


ENTERING RIGHT HAND DOWNWIND FOR FULLSTOP RUNWAY 24

 

Kijk voor de landing op een ongecontroleerd vliegveld goed naar het seinenvierkant op de grond en naar eventuele lichtsignalen. Onderaan de ICAO-kaart vind je de Aeronautical information, de airspace classifacation voor Nederland en de signalen die zich in het seinenvierkant van een vliegveld kunnen bevinden. Hieronder zie je een paar van die symbolen: 

 

 

 

luchthaven

 

 internationaal vliegveld

 

 vliegveld met verharde baan

 vliegveld met een grasbaan

 militair vliegveld

 militair en burgervliegveld

  

helikopter vliegveld

 

zweefvliegterrein 

 

 zeilvliegterrein 

 

 ultra-light vliegveld 

 

 vliegveld buiten gebruik

   

landen verboden 

 

let goed op bij het landen, de baan is in slechte conditie  

alleen op de baan landen 

 

alleen op de baan landen 

 

dit gedeelte niet gebruiken 

 

 in de lengterichting van de T landen 

 

 baanrichting oost 

 

rechterhandcircuit 

 

 luchtverkeersdienst

        

  

Lichtsein

Luchtvaartuig in de lucht

Luchtvaartuig op de grond

Vast groen

Klaring om te landen

Opstijgen toegestaan.

Groen knipperlicht

Keer terug om te landen; klaring om te landen wordt later gegeven

Klaring om te taxiën

Vast rood

Wijk uit voor andere luchtvaartuigen en blijf cirkelen.

Stop

Rood knipperlicht

Luchtvaartterrein onveilig, niet landen.

Taxi vrij van de in gebruik zijnde landingsbaan.

Wit knipperlicht

Land op dit luchtvaartterrein en ga naar het platform; klaring om te landen of te taxiën wordt later gegeven.

Keer terug naar de plaats op het terrein waar u begonnen bent.

Rode lichtkogels of vuurpijlen

 Ondanks enige voorgaande instructie, voorlopig niet landen

  

De betekenis van het seinenvierkant en de lichtsignalen vind je op je vliegkaart. Kijk nog eens extra goed uit als je invoegt in het circuit.

Vlieg je in gecontroleerd luchtruim, of onder begeleiding van een FIS en lukt het niet om het radiocontact te herstellen, dan heb je een Communication Failure. Zet je transponder dan op squawk 7600. Hiermee informeer je de luchtverkeersleiding dat je er niet in slaagt radiocontact te maken. Doe dit niet als je met een ongecontroleerde vlucht bezig bent! Bekijk vooraf de AIP voor de procedure van een Communication Failure per vliegveld.

Luistertip: http://contentzone.eurocontrol.int/phraseology/Default.aspx 

4.6 NOOD- EN SPOEDPROCEDURES

In de luchtvaart maakt men onderscheid tussen drie verschillende niet-normale vliegsituaties, de zogenaamde “non-normals.” Je kunt ze als volgt onderscheiden:

  1. De “non-normal situation,” betekenis: niet-normale vliegsituatie. Hieronder vallen kleine technische storingen zoals een kapotte transponder of radio. De veiligheid van de mensen op de grond, het vliegtuig en de inzittenden lopen geen direct gevaar en je hebt geen assistentie nodig om een veilige landing te maken.
  2. De “Urgency situation,” betekenis:  dringende situatie. Er is iets kapot of er is iets aan de hand met een van de inzittenden. De situatie bedreigt de veiligheid van het vliegtuig of de personen aan boord, maar er is niet direct assistentie nodig. Voorbeeld: passagier is ernstig ziek, rook in de cockpit (geen brand), je bent verdwaald, enzovoorts.
  3. De “Distress situation,” betekenis: noodsituatie. Het vliegtuig en de inzittenden staan onder direct gevaar en er is direct assistentie nodig. Bijvoorbeeld: motorbrand, brand in de cockpit, een botsing met een ander vliegtuig of geblokkeerde stuurorganen.      

In de non-normal situation  is er geen haast en is er geen directe noodzaak het probleem op te lossen. 

Urgency message

Tijdens een urgency situation is er een probleem en je wilt de hulpverlening graag voorbereiden op een eventuele “distress situation,” mocht de situatie verslechteren. Via de radio zend je een zogenaamde Pan pan call uit. Andere stations (met uitzondering van stations in een “Distress situation”/noodsituatie) stoppen zoveel mogelijk met zenden, zodat je de frequentie voor jezelf hebt. Ook zul je bij een gecontroleerde vlucht voorrang krijgen bij je landing.

Heb je te maken met een medische “urgency situation,” dan zeg je vooraf aan je radio-oproep drie keer: “Pan Pan, Pan, Pan Pan”.

De inhoud van je oproep ziet er als volgt uit:

  1. Pan Pan, Pan Pan, Pan Pan
  2. Het station wat je oproept
  3. Registratie van je vliegtuig
  4. Vliegtuigtype
  5. Reden en ernst van je situatie
  6. Intentie van de gezagvoerder (Wat ga je doen?)
  7. Positie, hoogte en vliegrichting van het vliegtuig
  8. Andere nuttige informatie (Bijvoorbeeld: aanvraag ambulance/brandweer, het aantal personen aan boord, enzovoorts)

Voorbeeld: Je vliegt boven Roeselare in een motorzwever vanaf Kortrijk en je passagier krijgt last van zijn hart. Je bent op dat moment niet in contact met een ander station. Je concentreert je in eerste instantie op het vliegen en zorgt er voor dat de passagier je stuurorganen niet blokkeert. Je verleent voor zover dat  mogelijk is eerste hulp. Je besluit terug te gaan naar Kortrijk en selecteert 121.500 MHz (de internationale noodfrequentie). Je oproep zou er als volgt uit kunnen zien:

PAN PAN, PAN PAN, PAN PAN,


ALL STATIONS, OO-UJA DIMONA, PASSENGER WITH POSSIBLE HEART ATTACK,


RETURNING TO KORTRIJK, NOW AT 3000FT OVERHEAD GENT, HEADING 120,


REQUEST AMBULANCE AT KORTRIJK AIRPORT

 

Na een dergelijke oproep op de frequentie 121.500 MHz, is er waarschijnlijk een station wat je oproep zal ontvangen. In dit voorbeeld word je hoogstwaarschijnlijk verder geholpen door Belga Info of Brussels Information. De meeste verkeersvliegtuigen luisteren als tweede frequentie ook naar 121.500 MHz en kunnen je bericht eventueel doorgeven aan een verkeersleider. Het doorgeven van zo’n bericht noem je een “relay message.”

In dit specifieke geval is het waarschijnlijk wel effectiever om deze boodschap rechtstreeks op de frequentie van Kortrijk Radio uit te zenden, aangezien de toren daar permanent bemand wordt en dus waarschijnlijk sneller de juiste plaatselijke hulpdiensten kan verwittigen.

Distress message

Verkeer je in een “Distress situation” (noodsituatie), dan doe je een zogenaamde “Mayday call.” Je zegt hierbij voorafgaand aan je oproep drie keer het woord “Mayday” (zeg: Mee-dee). Je oproep heeft nu ook voorrang boven verkeer in een “Urgency situation.” Alle andere stations zorgen dat ze jouw oproep niet in de weg zitten, door radiostilte te houden. De oproepvolgorde is zoals bij de “urgency situation” maar je  gebruikt nu drie keer het woord “Mayday.”

In het volgende voorbeeld volgt een noodsituatie waarbij een motorzwever buiten het bereik van een vliegveld een buitenlanding moet maken door een motorbrand. Het vliegtuig luistert uit op de frequentie van Brussels Information, maar heeft zich hier niet aangemeld omdat de vlieger geen RT licentie heeft. Het niet hebben van een RT-bevoegdheid is absoluut GEEN reden om geen noodoproep te doen. Dit mag je altijd doen en het vergroot je kansen aanzienlijk! 

MAYDAY MAYDAY MAYDAY,


BRUSSELS INFORMATION, OO-UJA,


DIMONA, ENGINE FIRE, MAKING A FORCED LANDING IN A CORN FIELD, 3 MILES EAST OF DEINZE,


PASSING 1400FT, HEADING 180,


2 PERSONS ON BOARD.

 

Als je er tijd voor hebt, is het verstandig je transponder op squawk 7700 te zetten. Dit geeft aan dat je in een noodsituatie verkeert. Heb je een ELT (Emergency Locator Transmitter), een noodbaken die een alarmsignaal uitzendt op 121.500 MHz, probeer deze dan in de lucht al te activeren. Dit maakt het de hulpverlening gemakkelijker om je te vinden. 

Radiostilte

Zoals  gezegd heeft een urgency bericht voorrang op een normaal bericht. Een distress bericht heeft voorrang op elke ander bericht. Afhankelijk van wie het noodbericht als eerste ontvangt: een vliegtuig in de buurt (aircraft station) of een controlecentrum op de grond, kan de rest van het radioverkeer stil worden gelegd.

Als je zelf tijdens het vliegen een noodbericht van een ander vliegtuig ontvangt, wat niet bevestigd wordt door een grondstation, dan moet je deze doorgeven aan het grondstation waarmee je in contact staat. 

Een voorbeeld van het stilleggen van de overige communicatie door de verkeersleider is:

 

ALL STATIONS,


KLEINE BROGEL TOWER,


STOP TRANSMITTING,


MAYDAY.

 

Einde noodsituatie 

Je mag pas weer zenden na de oproep:  

 

ALL STATIONS,


KLEINE BROGEL TOWER,


DISTRESS TRAFFIC ENDED

 

Zie je een motorvliegtuig een buitenlanding of noodlanding maken buiten een vliegveld, probeer dan bij het vliegtuig in de buurt te blijven. Op deze manier kun je de hulpverlening helpen om het vliegtuig zo snel mogelijk te vinden.

De weg kwijt

Wanneer je tijdens het vliegen de weg kwijt bent dan kun je aan grondstations zoals Amsterdam Information een positiebepaling opvragen. Elke keer als je gebruik maakt van je zender kan het ontvangende station, als het over een richting antenne VDF (=VHF Direction Finding) beschikt, bepalen uit welke richting het signaal komt. Met een peiling (bearing) bepalen ze de richting van het vliegtuig tot het grondstation. Bij Brussels Information ontvangen ze jouw oproep op meer dan één ontvanger. Wanneer ze vanuit twee of meer punten jouw positie kunnen peilen, dan kunnen ze (ongeveer) jouw positie bepalen. als je jouw positie wilt opvragen dan vraag je aan het grondstation om een FIX. Zo'n oproep kan er als volgt uitzien:

BRUSSELS INFORMATION,

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

    

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA, GO AHAED

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA,

REQUEST FIX, OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

Je noemt 2 keer jouw volledige callsign. Meestal ziet het grondstation dan direct jouw positie.
OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA, TRANSMIT FOR FIX Mocht de positie bepaling nog niet gelukt zijn, dan vraagt het grondstation je om van 1 t/m 5 en terug te tellen.

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA,

TRANSMITTING FOR FIX,

ONE, TWO, TREE, FOUR, FIVE, FOUR, TREE, TWO, ONE

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

Je noemt nu weer 2 keer jouw volledige callsign, gevolgd door de getallen 1 t/m 5 en terug : 123454321
OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA, POSITION FIVE MILES SOUTH OF GENT

 

Beschik je over een transponder dan kan jouw positie direct worden vastgesteld door grondstations met een radar, zoals Belga Info, Brussels Information en internationale vliegvelden zoals EBAW (Antwerpen). Jouw callsign is daar zichtbaar op het radarscherm.

Het grondstation kan je eventueel vragen om de IDT-knop (Ident-knop) even in te drukken. Jouw positie licht dan even extra helder op op het radarscherm. Zo'n oproep ziet er als volgt uit:

 

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

SQUAWK IDENT 

Druk even op de ident-knop 

SQUAWKING IDENT 

OSCAR OSCAR UNIFORM JULIET ALFA

 

 

Voorrangsregels berichten

De verschillende categorieën van berichten die behandeld worden in de RTF en de volgorde waarin dit gebeurt, vindt men in onderstaande tabel.

Prioriteit en categorie  RTF signaal 
 1. Distress message  MAYDAY MAYDAY MAYDAY
 2. Urgency message  PAN PAN (X3) of PAN PAN MEDICAL (X3)
 3. Direction finding messages  HOMER
 4. Flight safety messages  -
 5. Meteorological messages  -
 6. Flight regularity   -

Laatste update 28-2-2016

4.7 COMMUNICATIE OP ZWEEFVLIEGKANALEN

De spraakcommunicatie van de burgerluchtvaart vindt voornamelijk plaats in de VHF-band en wel in het frequentiegebied van 118 MHz tot 136.975 MHz.

Voor piloten die zich buiten de lokale kegel van een vliegveld bevinden, zijn er 3 air-to-air radiokanalen beschikbaar voor overlandvluchten binnen België:

Deze kanalen mogen gebruikt worden binnen de landsgrenzen van België, tot een maximale hoogte van FL100. Eénmaal buiten de Belgische landsgrenzen, dien je over te schakelen op één van de beschikbare kanalen voor het betreffende land.

Er werden ook 2 Europese air to air kanalen vastgelegd en gepubliceerd in onze AIP. De implementatie over heel Europa is voorzien tegen 2028. Hier mag je de kanalen dus al gebruiken, maar check de AIP van het land waarin je vliegt om na te gaan of ze ook daar al gebruikt mogen worden.

Deze kanalen zijn:

Voor Nederland zijn dit de kanalen 122.480; 122.505; 123.355; 123.380; 123.505; 129.980 en 130.130.

Vlieg je in Duitsland dan zijn er 2 landelijke kanalen beschikbaar voor air-air communicatie. Dat zijn: 122.540, en 122.555 en 10 regionale.

De zweefvliegfkanalen zijn er voor het verhogen van de veiligheid. Wanneer je deze kanalen steeds bezet houdt en gebruikt als babbelbox, dan benadeel je clubs die alleen dankzij een goede radio-communicatie mogen vliegen en je brengt de veiligheid in gevaar. Een paar voorbeelden:

  1. Indien een leerling zweefvlieger een technisch mankement ondervindt, kan hij via deze frequentie mogelijk advies van zijn instructeur inwinnen.
  2. Constant geklets op de zweefvliegfrequenties leidt de aandacht van het vliegen af. Sommige zweefvliegers zetten de radio zachter om minder gehinderd te worden. Soms missen ze belangrijke informatie doordat de frequentie zonder noodzaak bezet gehouden wordt of hun radio te zacht staat.

Een korte conversatie met je “maten” is uiteraard toegestaan op deze frequenties, maar houd de berichten kort en bondig. Het gebruik van deze frequenties is gebaseerd op onderling fatsoen.

Voor noodoproepen is de internationale noodfrequentie 121.500 MHz gereserveerd. Deze frequentie wordt beluisterd door de Search And Rescue (reddingsdiensten) van  de luchtverkeerscentra en de meeste verkeersvliegtuigen.

Voor een vlucht met een motorzwever naar het buitenland is een ELT verplicht (Emergency Locator Transmittor). Als een vliegtuig met een ELT een ongeval krijgt dan zal dit systeem een alarmgeluid uitzenden op de noodfrequentie. De reddingsdiensten kunnen het vliegtuig dan vinden.

A guide to phraseology for general aviation pilots

Op onderstaande link kun je een pdf bestand downloaden met nuttige radio-communicatie tips. Bovendien staan er links bij waarbij je radioboodschappen ook kunt beluisteren. Download deRadiotelephony-guidevan EGAST  Zie: https://easa.europa.eu/essi/egast/wp-content/uploads/2011/03/EGAST_Radiotelephony-guide-for-VFR-pilots.pdf

 

LITERATUUR EN VERANTWOORDING

Tekst: © Dirk Corporaal en Roelof Corporaal laatste update 28-2-2016, eerste versie 4-1-2013. Update België door Mattijs Cuppens 25-12-2021.

Illustraties en foto’s


Geraadpleegde literatuur en websites

  1. Jong de, J. (2012), Wettelijke Voorschriften voor het Zweefvliegen, Uitgever: CIV,www.civ.zweefportaal.nl
  2. Corporaal, D.R. (2013), Zweefvliegen Elementaire Vliegopleiding, Harlingen: Flevodruk.
  3. Corporaal, D.R. (2003), Zweefvliegen Voortgezette Vliegopleiding, Damwoude:www.zweefvliegopleiding.nl
  4. U.S. Department of Transportation Federal Aviation Administration (2003), Glider Flying Handbook, Washington D.C.: U.S. Government Printing Office.
  5. U.S. Department of Transportation Federal Aviation Administration (2004), Airplane Flying Handbook, Washington D.C.:  U.S. Government Printing Office.
  6. U.S. Department of Transportation Federal Aviation Administration (2008), Pilot’s Handbook of Aeronautical Knowledge, Oklahoma City: www.faa.gov
  7. Aircraft Owners and Pilots Association, Air Safety Institute, Interactive Courses,http://www.aopa.org/asf/online_courses/
  8. European Aviation Safety Agency, https://www.easa.europa.eu
  9. Nordian AS (2008), Communications, Sandefjord: Nordion AS
  10. Nordian AS (2008), Air Law & ATC Procedures, Sandefjord: Nordian AS
  11. Nordian AS (2008), Meteorology, Sandefjord: Nordian AS
  12. Radiotelephony-guidevan EGAST Zie: https://easa.europa.eu/essi/egast/wp-content/uploads/2011/03/EGAST_Radiotelephony-guide-for-VFR-pilots.pdf
  13. Radio communicatie VFR Bas Vrijhof, 3e druk: 2011
  14. Commissie Luchtruim & Radio Afdeling Zweefvliegen KNVvL,http://www.luchtruim.zweefportaal.nl
  15. BGA online RT-cursus https://www.ruskin.me.uk/bga-frtol-course/course-materials#h.p_ICdCjMPmU13I

LEERDOELEN EXAMENS COMMUNICATIONS LAPL(S) / SPL

Hieronder staan de PPL(A) leerdoelen van het ministerie van ILT voor het vak communicatie. De leerdoelen die met geel gemarkeerd zijn, zijn niet relevant voor het zweefvliegen en motorzweven.  De leerdoelen die blauw gemarkeerd zijn, zijn voor het zweefvliegen toegevoegd.

Toelichting:

4.2 VFR Communication. De transponder is toegevoegd als leerdoel. De meeste zweefvliegtuigen en motorzwevers in Nederland zijn uitgerust met een transponder en de verdere leerdoelen verwijzen hier ook naar (bijvoorbeeld in 4.6). Het is belangrijk dat zweefvliegers en motorzweefvliegers goed weten hoe een transponder werkt en welke functie deze heeft in de luchtvaart

4.2 De meeste zweefvliegtuigen en motorzwevers hebben geen instrumenten om radiobakens mee te ontvangen.

4.2 De begrippen ADF, DME, kHZ (frequentie gebruikt voor ADF bakens) en VDF zijn niet belangrijk voor zweefvliegen.

4.2 EET en EAT zijn van toepassing op een gecontroleerde vlucht. Hiervoor heb je een RT licentie nodig.

4.2 De meeste zweefvliegtuigen en motorzwevers zijn enkel uitgerust met een kompas. Het is dus enkel mogelijk om een kompas-heading te vliegen. Bearings ten opzichte van radiobakens zijn ook niet van toepassing op deze doelgroep.

4.3 Zweefvliegers en motorzweefvliegers zonder RT-bevoegdheid opereren niet op gecontroleerde vliegvelden en staan niet in contact met een luchtverkeersleiding. Indien de kandidaat dit toch wil, voorziet de reguliere VFR RT leerstof hier in en dient de kandidaat een praktijkexamen RT en LPE af te leggen.

4.3 Toegevoegd aan de leerdoelen voor het zweefvliegen: Communicatie lierstart / sleepstart / zelfstart, onderlinge communicatie en communicatie landing.

4.3 De term “take-off” wordt NOOIT gebruikt tijdens ongecontroleerde vlucht.

 

4. COMMUNICATIONS Leerdoelen LAPL(S) / SPL

Gebaseerd op oa.: Annex 10 Vol II; DOC 9432; Annex 3.

versie 26-03-2007

4.1. VFR COMMUNICATIONS

Radiotelefonie en radioverbindingen 

4.2. DEFINITIONS

•  De kandidaat kan elk van de volgende termen definiëren: Aeronautical mobile service,

aeronautical station, aircraft station, radio direction-finding station, air-ground communication, blind transmission, broadcast, read back, simplex, true radio bearing, magnetic radio bearing. 

•  De kandidaat kan van elk van de volgende afkortingen de betekenis geven: ADF, AIS, ALT, ATC, ATIS, ATZ, CTR, DME, EAT, EET, FIR, FL, GPS, IFR, IMC, kHz, MHz, RVR, SAR, SSR, TMA, VDF, VFR, VHF, VMC. 

•  De kandidaat kan van elk van de volgende Q-codes de betekenis geven:

o  In relatie met hoogtemeting: QNH, QFE. 

In relatie met heading en bearing: QDM, QDR, QTE.

•  De kandidaat kan –in de juiste volgorde- de items opsommen die de procedure vormen om tijdens een vlucht een heading naar een radio direction-finding station of een bearing t.o.v. een radio direction-finding station te verkrijgen.

•  De kandidaat kan de soorten berichten opsommen die voorkomen in de Aeronautical Mobile Service in volgorde van voorrang met zowel de Engelse als de Nederlandse aanduidingen.

4.3. GENERAL OPERATING PROCEDURES

•  De kandidaat kan een gegeven bericht identificeren naar soort.

•  De kandidaat kan, gegeven twee of meer berichten, de voorrangsvolgorde bepalen.

•  De kandidaat kan de regels voor het uitspreken van letters, cijfers, getallen en tijdstippen geven VHF-frequenties, en VHF-channels geven en toepassen.

•  De kandidaat kan de omstandigheid aangeven en verklaren die het spellen van namen, afkortingen en woorden noodzakelijk maakt.

•  De kandidaat kan de vier uitzonderingen op de algemene regel voor het uitspreken van getallen opsommen en de regels voor het uitspreken van deze uitzonderingen geven en toepassen.

•  De kandidaat kan de onverkorte en verkorte aanduiding geven van het tijdsysteem waarin tijdstippen worden aangegeven en de relatie met de lokale Nederlandse tijd aangeven.

•  De kandidaat kan de 8 zendtechnieken opsommen die de goede ontvangst van een bericht kunnen bevorderen

•  De kandidaat kan de betekenis geven van elk van de 'Standard words and phrases'. 

•  De kandidaat kan gegeven een situatie elk van de Standard words and phrases toepassen.

•  De kandidaat kan de twee delen waaruit de roepnaam van een aeronautical station is samengesteld benoemen.

•  De kandidaat kan de suffix van de roepnaam van een aeronautical station benoemen aan de hand van de aard van de dienstverlening die door dat aeronautical station wordt verleend.

•  De kandidaat kan de voorwaarde geven en verklaren waaronder in een uitzending het gebruik van een verkorte roepnaam danwel het weglaten van de gehele roepnaam van een aeronautical station is toegestaan. 

•  De kandidaat kan de drie mogelijkheden opsommen om een roepnaam voor een aircraft station samen te stellen.

•  De kandidaat kan aangeven bij welke van de mogelijkheden om een roepnaam voor een aircraft station samen te stellen de roepnaam mag worden verkort en bij welke mogelijkheid verkorting van de roepnaam niet is toegestaan.

•  De kandidaat kan de regels voor het verkorten van de roepnaam van een aircraft station geven en toepassen.

•  De kandidaat kan de voorwaarde geven en verklaren waaronder het gebruik van een verkorte roepnaam is toegestaan.

•  De kandidaat kan de drie wijzen waarop een aeronautical station de overdracht van een radioverbinding naar een andere frequentie kan doen plaatsvinden opsommen en daarbij behorende uitdrukkingen noemen.

•  De kandidaat kan de procedure beschrijven voor het testen van de radioverbinding tussen een aircraft station en een aeronautical station in het geval het aircraft station daartoe het initiatief neemt.

•  De kandidaat kan de verstaanbaarheidsschaal (readabilty scale) geven en verklaren.

•  De kandidaat kan de noodzaak verklaren tot het teruglezen van bepaalde Items van een bericht.

•  De kandidaat kan de fraseologieën aanduiden die, indien opgenomen in een bericht,teruggelezen moeten worden.

•   De kandidaat kan uitleggen welke verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt bij een lierstart en kan de liertekens voor te snel en te langzaam onderscheiden.

•  De kandidaat kan uitleggen welke verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt tijdens een vliegtuigsleepstart en weet de verschillende tekens achter de sleep te onderscheiden.

• De kandidaat weet waar hij op moet letten bij een zelfstart en waar hij relevante informatie over een vliegveld in het AIP kan vinden.

• De kandidaat weet welke frequenties er aan de zweefvliegerij zijn aangewezen en hoe er met deze frequenties omgegaan dient te worden.

• De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een circuit onderscheiden en kan het belang van duidelijke communicatie in het circuit uitleggen.

•  De kandidaat kan de “pilot transmission” geven zoals vermeld in Document 4444 Chapter 12, voor wat betreft het verzoeken om “time check, “transfer of control”, “frequency change”, “straight in approach”, cross runway”, “departure information”, “backtrack” en “departure instructions”.

•  De kandidaat kan de “pilot transmission” geven zoals vermeld in Document 4444 Chapter 12, voor wat betreft het  bevestigingen van traffic information en het bevestigen van de opdrachten: MONITOR, GIVE WAY TO, EXPEDITE TAXI, TAXI SLOWER, HOLD POSITIONCANCEL TAKE OFF, STOP IMMEDIATELY, GO AROUND, ADVISE TRANSPONDER CAPABILITY, RESET SQUAWK, CONFIRM SQUAWK en in relatie met taxiën:  HOLD, HOLD POSITION, HOLD SHORT OF.

•  De kandidaat kan de “pilot transmission” geven zoals vermeld in Document 4444 Chapter 12, voor wat betreft de melding dat een missed approach wordt uitgevoerd.

•  De kandidaat kan aangeven op welke wijze de “initial call” is samengesteld.

•  De kandidaat kan aangeven welke uitdrukking dient te worden gebruikt bij een “general call” en op welke wijze dient te worden gereageerd bij ontvangst van een “general call”.

•  De kandidaat kan de regels die gesteld zijn voor het gebruik van de uitdrukking “TAKE OFF” opsommen en toepassen.

4.4. RELEVANT WEATHER INFORMATION TERMS (VFR) 

Weersomstandigheden op de luchthaven

•  De kandidaat kan de items van een local routine (aerodrome weather) report, die zijn opgenomen in METAR, SPECI en de ATIS-berichtgeving, opsommen en kan van elk item de meeteenheid c.q. referentierichting geven.

•  De kandidaat kan de termen verklaren waarmee de bedekkingsgraad van de hemel door de bewolking wordt aangegeven

•  De kandidaat kan de aanduiding geven van de uitzending die informatie verschaft over het weer van belang tijdens de vlucht en de aanduidingen van de berichten die daarin zijn opgenomen.

•  De kandidaat kan de dienstverlening definiëren die wordt aangeduid met ATIS.

4.5. ACTION REQUIRED TO BE TAKEN IN CASE OF COMMUNICATION FAILURE

Uitval van de radioverbinding

•  De kandidaat kan de acties opsommen die achtereenvolgens moeten worden ondernomen indien tijdens een gecontroleerde VFR-vlucht de radioverbinding uitvalt.

•  De kandidaat kan de acties opsommen die achtereenvolgens moeten worden ondernomen indien tijdens een VFR-vlucht de ontvanger uitvalt.

•  De kandidaat kan aangeven welke actie moet worden ondernomen indien de radioverbinding uitvalt tijdens het vliegen van het verkeerscircuit van een luchtvaartterrein waar verkeersleiding wordt verleend. 

•  De kandidaat kan de SSR-code noemen waarmee wordt aangegeven dat er geen radiocommunicatie meer mogelijk is. 

4.6. DISTRESS AND URGENCY PROCEDURES

Noodprocedure en spoedprocedure

•  De kandidaat kan de term “distress” (noodsituatie) definiëren.

•  De kandidaat kan aangeven op welke frequentie een luchtvaartuig in eerste instantie een bericht moet uitzenden om aan te geven dat zich een noodsituatie voordoet.

•  De kandidaat kan de VHF emergency frequency geven.

•  De kandidaat kan het radiotelefonienoodsignaal geven.

•  De kandidaat kan het gebruik van het radiotelefonienoodsignaal tijdens het noodradioverkeer van toepassing is beschrijven.

•  De kandidaat kan -in de juiste volgorde- de items opsommen waaruit een noodbericht is samengesteld. 

•  De kandidaat kan de acties opsommen die achtereenvolgens moeten worden ondernomen door het radiostation waaraan het noodbericht is geadresseerd of indien dit radiostation niet reageert, het radiostation dat het noodbericht het eerst bevestigt.

•  De kandidaat kan de acties opsommen die moeten worden ondernomen door radiostations anders dan de radiostations die direct betrokken zijn bij het noodradioverkeer.

•  De kandidaat kan de procedure beschrijven waarmee radiostations die het noodradioverkeer verstoren tot radiostilte kunnen worden gemaand.

•  De kandidaat kan de procedure beschrijven waarmee het noodradioverkeer kan worden beëindigd. 

•  De kandidaat kan de voor het beëindigen van het noodradioverkeer gepubliceerde frase noemen. 

•  De kandidaat kan aangeven welke SSR-code een luchtvaartuig kan gebruiken om aan te geven dat zich een noodsituatie voordoet.

•  De kandidaat kan de term “urgency” (spoedsituatie) definiëren.

•  De kandidaat kan aangeven op welke frequentie een luchtvaartuig een bericht moet uitzenden om aan te geven dat zich een spoedsituatie voordoet.

•  De kandidaat kan het radiotelefoniespoedsignaal geven.

•  De kandidaat kan het gebruik van het radiotelefoniespoedsignaal van toepassing is tijdens het spoedradioverkeer beschrijven.

•  De kandidaat kan -in de juiste volgorde- de items opsommen waaruit een spoedbericht is samengesteld. 

•  De kandidaat kan de acties opsommen die achtereenvolgens moeten worden ondernomen door het radiostation waaraan het spoedbericht is geadresseerd of indien dit radiostation niet reageert, het radiostation dat het spoedbericht het eerst bevestigt.

•  De kandidaat kan de actie noemen die moet worden ondernomen door radiostations die niet direct betrokken zijn bij het spoedradioverkeer. 

4.7. GENERAL PRINCIPLES OF VHF PROPAGATION AND ALLOCATION OF FREQUENCIES SAILPLANES

Eigenschappen VHF-propagatie en toewijzing van frequenties

•  De kandidaat kan –in de juiste volgorde van lage naar hoge frequenties- de Engelse aanduidingen en de daarbij behorende afkortingen geven van de frequentiebanden waarin het radiofrequentiespectrum is opgedeeld.

•  De kandidaat kan het frequentiegebied van de VHF-band geven.

•  De kandidaat kan het frequentiegebied geven dat is toegewezen aan de Aeronautical Mobile Service.

•  De kandidaat kan de karakteristieke propagatie-eigenschap geven van radiogolven met frequenties die liggen in de VHF-band.

•  De kandidaat kan de factoren noemen die de reikwijdte bepalen en de kwaliteit beïnvloeden van radioverbindingen tussen aeronautical stations en aircraft stations waarbij gebruik wordt gemaakt van frequenties die liggen in de VHF-band.

•  De kandidaat kan de maximale reikwijdte berekenen van een zender aan boord van een luchtvaartuig die werkt op aan de luchtvaart toegewezen frequenties in de VHF-band, als het level (altitude of Flightlevel) van het luchtvaartuig is gegeven en er geen verstorende factoren zijn.