4. Les 7- RECHTUITVLIEGEN MET ZIJWIND

  • Opsturen tegen de wind in.
VLIEGEN IN EEN BLOK LUCHT
Om te begrijpen welke invloed de wind op een zweefvliegtuig heeft, kun je het vliegen van een vliegtuig voorstellen als het vliegen in een blok lucht. Het zweefvliegtuig vliegt in een groot blok lucht en merkt als het boven in de lucht is niets van de wind. In dat blok lucht vliegt het toestel met zijn normale vliegsnelheid en het heeft zijn eigen licht dalende baan die bij die snelheid hoort.
 
 
WINDSTIL WEER EN GEEN THERMIEK 
Bij windstil weer en geen thermiek blijft dit blok lucht op dezelfde plaats op de aarde liggen. De vliegsnelheid is in alle richtingen ook de grondsnelheid.
  
WAT GEBEURT ER ALS HET WAAIT?
Waait het, dan verplaatst dit hele blok lucht zich over de aarde. De vlieger merkt dit (hoog in de lucht) alleen door naar de grond te kijken. Vlieg je tegen de wind in, met dezelfde vliegsnelheid, dan kom je maar langzaam vooruit. Vlieg je met de wind mee dan gaat de grond sneller onder je door en lijkt jouw vliegsnelheid hoger.
 
 
Vlieg je dwars op de wind dan drijf je ten opzichte van de grond zijwaarts weg. Stel dat je evenwijdig aan een weg vliegt die dwars op de windrichting ligt. Je wordt dan, doordat het blok lucht waarin je vliegt door de wind verplaatst wordt, duidelijk waarneembaar opzij weggezet.
 
 
NIET OPSTUREN
Je gaat proberen om evenwijdig aan een weg of een sloot die ongeveer haaks op de windrichting ligt te vliegen. Wanneer je keurig recht van A naar B denkt te vliegen met de wind dwars op de vliegrichting en je stuurt niet op, dan wordt het zweefvliegtuig door de wind weggezet. Dit merk je duidelijk. Het lukt niet om de weg rechtuitvliegend te blijven volgen. De afstand tot de weg of sloot wordt steeds groter.
 
 
WEL OPSTUREN
Om toch de grondkoers te blijven volgen en niet door de wind te worden weggezet, verleg je de koers in de richting van de wind. Je zet een bocht in totdat je ziet dat je grondkoers correct is. Je maakt dan een hoek t.o.v. de grondkoers. Je vergelijkt met de grond onder je of je voldoende opgestuurd hebt. Nu blijf je keurig evenwijdig aan de weg of sloot vliegen
 
 
VLIEGEN IN DE THERMIEK
Ook bij het vliegen in de thermiek kun je het beeld van het vliegen in een blok lucht gebruiken. Bij thermiek vlieg je in een blok lucht dat zich omhoog verplaatst. Jij vliegt er met je eigen daalsnelheid. Je daalt in het blok lucht, maar doordat het hele blok sneller stijgt dan jij t.o.v. het blok daalt, geeft jouw variometer stijgen aan.
 
Bij het vliegen in een daalwind gebied gebeurt het omgekeerde. Je daalt met de normale daalsnelheid van het vliegtuig plus de daalsnelheid van het blok lucht. Je variometer geeft extra dalen aan. Zo’n blok lucht kun je het beste maar snel verlaten.
 
 
Eerst vlieg je met de normale hoeveelheid dalen (1). Wanneer je de thermiekbel nadert neemt het dalen toe, omdat je eerst door de dalende koude lucht vliegt. Zodra je daarna de warmere opstijgende lucht, de thermiekbel, bereikt, gaat het dalen over in stijgen. In het centrum van de bel vind je het sterkste stijgen. Hier kun je cirkelend hoogte winnen. Verlaat je de bel, dan vlieg je weer door de dalende koude lucht met verhoogd dalen, voordat je weer met normaal dalen verder vliegt. 
 
Stel dat je niet in de thermiekbel gaat cirkelen, dan stijg je alleen maar in het stukje onder de bel waar de warmere lucht omhoog gaat (2).