4. LES 11 - HET CIRCUIT MET HARDE WIND

  • Verhoog je snelheid in verband met windgradiënt en turbulentie (Zie oefening 4.19). 
  • Maak het rugwindbeen korter, vooral bij flink dalen (dus eerder indraaien dan 45 graden).
  • Stuur op het bassisbeen voldoende op.
  • Geen steile bochten.
 

Bij harde wind, turbulentie of bij veel dalen moet je jouw circuit aanpassen. Vooral als je veel dalen tegenkomt, moet je het rugwindbeen inkorten en eerder naar het basisbeen draaien. Op het basisbeen moet je corrigeren voor drift. Als je de driftcorrectie niet op het basisbeen toepast, loopt je het risico het landingsveld niet te halen.

Houd er rekening mee dat een sterke tegenwind ervoor zorgt dat jouw grondsnelheid bij de eindnadering een stuk lager is. De remkleppen zijn veel effectiever dan bij geen wind. Bij de grond neemt de tegenwind af door de windgradiënt (dit wordt uitgelegd in les 19). Om die reden moet je de snelheid verhogen bij de eindnadering. Een goede vuistregel is om de normale luchtsnelheid te verhogen met de helft van de windsnelheid op grondniveau. Als je bijvoorbeeld 20 knopen tegenwind op de grond hebt, moet je tijdens final  jouw luchtsnelheid verhogen met minimaal 10 knopen, dus ongeveer 20 km/h.