- In alle richtingen uitkijken;
- Achter startende vliegtuigen langs lopen;
- Uit de buurt van de lierkabels blijven.
Hij:
- zorgt ervoor dat de startlijst wordt opgemaakt;
- wijst aan (of laat aanwijzen) wie aan de beurt is om te vliegen;
- verwijst solisten naar een instructeur voor een briefing;
- houdt bij (of laat bijhouden) wie er gevlogen heeft ("de plank");
- geeft toestemming dat er gestart kan worden, nadat hij gecontroleerd heeft dat het lierpad vrij is, er
- geen vliegtuigen aan het landen zijn en er zich geen zweefvliegtuigen boven de lier bevinden;
- wijst personen aan om: - de kabel uit te rijder - tijd te schrijven - gelande vliegtuigen weer naar de startplaats te duwen;
- zorgt ervoor dat de lierman geregeld afgelost wordt;
- geeft aan waar de zweefvliegtuigen op de startplaats moeten komen te staan;
- zorgt ervoor dat bij het starten de overige kabels ruim naast de vleugel van het startende zweefvliegtuig liggen;
- let er mee op dat bij de zweefvliegtuigen die klaar staan voor de start de staartwielen verwijderd zijn;
- regelt bij kabelbreuk dat de kabel weer gesplitst wordt en vraagt bij breukstukbreuk iemand om de
- breukstukhouder uit het veld te halen of het breukstuk te vervangen;
- zorgt ervoor dat de juiste tekens (mededelingen) aan de lierman gegeven worden;
- wacht met starten indien personen zich te dicht in de buurt van het startende vliegtuig of bij het lierpad bevinden.
Constateert een startleider een harde landing dan gaat hij dit niet zelf met de vlieger bespreken, maar geeft het door aan de D.D.I.. Als de veiligheid volgens de startleider in het geding is, dan moet hij het vliegbedrijf stilleggen. De D.D.I. richt zich op een vliegdag meestal vooral op de opleiding en het deel van het vliegbedrijf dat zich in de lucht afspeelt; de startleider zorgt vooral voor de veiligheid bij het starten en het vrijmaken van het landingsveld. Om aan al deze zaken voldoende aandacht te kunnen besteden kan de startleider bepaalde taken zoals het bijhouden van de startvolgordelijst aan anderen uitbesteden (bijvoorbeeld de tijdschrijver). Startleider zijn is verantwoordelijk werk en als je erin slaagt om het bedrijf vlot en plezierig te laten verlopen is het best leuk. Op warme thermische dagen, wanneer de thermiek eruit brult en iedereen natuurlijk het liefst omhoog wil, is het niet gemakkelijk! Een beetje begrip voor deze situatie en spontaan mee aanpakken i.p.v. te wachten tot de startleider iemand aanwijst, maakt het werk voor hem een stuk prettiger en bevordert de goede sfeer.
Lichtseinen |
Betekenis voor de lierman |
Licht knippert | Kabel voorzichtig aantrekken |
Licht aan en blijft aan tot 100 m hoogte | Kabel staat strak, nu doorgaan met starten |
Licht uit in het begin van de start | Direct stoppen met lieren en wachten op nadere orders |
- Hoe moet je een zweefvliegtuig duwen?
- Uitkijken is veiligheidsregel nummer één
- Oefenen in bewust kijken
Let vooral op vliegtuigen die op dezelfde hoogte vliegen en op je af komen.
Houd rekening met de achtergrond waartegen je een vliegtuig kunt verwachten. Een wit zweefvliegtuig met een wolk als achtergrond valt niet op. Vooral bij slecht zicht moet je tegen de zon in erg goed uitkijken.
Ook bij helder weer zijn, door de vele details op de horizon, juist die zweefvliegtuigen die zich op gelijke hoogte bevinden vaak moeilijk te onderscheiden!
Normaal heeft je oog zo'n 2 seconden nodig om na een blik op het instrumentenbord weer scherp te stellen op oneindig. Ontwikkel een scanmethode waarbij je in alle richtingen een paar tellen bewust kijkt. Oefenen in bewust kijken is net zo belangrijk als het juist leren landen.
Houd er ook rekening mee dat bij slecht zicht het oog op instrumentenbordafstand gefocust kan blijven. Je ziet dan in feite niet scherp als je naar buiten kijkt. Richt daarom de blik even op de grond.
Nog een paar tips voor bevordering van de vliegveiligheid:
- Zorg voor de vlucht voor een schone kap (en eventueel een schone bril).
- Open de luchtschuif om de kap schoon te blazen zodra je merkt dat die beslaat. Start ook na een regenbui niet met een natte en beslagen cockpitkap.
- Zorg voor een goede vluchtvoorbereiding zodat je tijdens de vlucht zo veel mogelijk naar buiten kunt kijken.
- Houd rekening met de dode hoeken van het vliegtuig (achter, onder en tijdens een bocht het gebied achter de hoge vleugel)
- Zorg ervoor dat je niet in een wolk gelierd wordt. Het is gevaarlijk en heel moeilijk om zonder grondzicht en zonder kunstmatige horizon het zweefvliegtuig in een wolk in een normale vliegbaan te houden en er doorheen te vliegen. De kans is groot dat je gedesoriënteerd raakt. Mocht je per ongeluk toch een keer in de flarden van een wolk terecht komen, open dan de remkleppen en daal net zo lang tot je uit de flarden bent.
- Kijk bij slechtzichtcondities extra goed uit. Vooral tegen de zon in zie je weinig. Houd goed de positie en de vliegrichting van de andere zweefvliegers in de gaten. Let goed op de herkenningspunten op de grond en verlies de ligging van het veld niet uit het oog.
6.1.5 VLIEGERSCHAP
- Voorkom gevaarlijke situaties
- Binnen de veiligheidsmarges blijven
- Rekening houden met anderen
- Het vliegen aanpassen aan de situatie en inzicht hebben in eigen beperkingen
Een zweefvliegbewijshouder en een solist hebben een grote mate van vrijheid. Als solist mag je binnen zichtafstand van het veld onder toezicht van de instructeur vliegen. Natuurlijk lukt het de instructeur niet om je constant in de gaten te houden. Hij verwacht dat je ruim binnen de gebruikslimieten van het vliegtuig blijft en je vliegen steeds aanpast aan de omstandigheden. Bij goed zicht en geen turbulentie is meer mogelijk dan bij matig zicht of veel collega's in de buurt.
Wie z’n LAPL(S) of SPL heeft mag in principe met z'n zweefvliegtuig in binnen- en buitenland vliegen. Hij kan overland gaan, gaan bergvliegen, kunstvliegen (als het toestel daarvoor is toegelaten) wedstrijdvliegen enz. Al deze dingen zijn wettelijk toegestaan, maar het getuigt van goed vliegerschap om stap voor stap steeds die dingen te doen die passen bij de vliegervaring en de bekwaamheid.
Vliegerschap betekent met gezond verstand vliegen en ervoor zorgen dat je alleen die uitdagingen doet die passen bij je vliegniveau. Vliegerschap betekent ook dat je een overland afbreekt wanneer je merkt dat je niet meer lekker vliegt; dat je een bel verlaat als je vindt dat andere vliegtuigen te dicht bij je in de buurt komen; dat je je in een bel aanpast aan de andere vliegtuigen, ook al voel je dat je daardoor het sterkste stijgen mist. Kortom, vliegerschap houdt in dat je het veilig doet.
- Band op de tip of tip verankeren
- Bij harde wind remkleppen open
- Kappen schoon houden en natte vleugels drogen
- Schade of mogelijke gebreken melden
Band op de tip
Zorg ervoor dat de vliegtuigen zo op de startplaats staan dat de vleugels en het stabilo volledig vrij zijn van omhooggaande of naar beneden gaande vleugels. Verwijder het transportwiel. Als het waait wordt een autoband op de vleugeltip gelegd (behalve op vleugels met winglets, die worden verankerd). Deze band moet er helemaal op liggen omdat dat twee keer zo effectief is als wanneer hij er half op ligt. Waait het krachtig dan worden, om opwaaien te voorkomen, ook de remkleppen geopend. Wordt het vliegen tijdelijk stilgelegd omdat er een stevige bui aan komt, dan worden de zweefvliegtuigen in stormopstelling geplaatst. Hierbij worden alle zweefvliegtuigen naast elkaar geplaatst, met steeds de tip van het ene toestel onder de neus van het andere (met banden of kussens ertussen). Op de buitenste tip van het laatste vliegtuig worden twee autobanden gelegd en als extra gewicht kan in elk zweefvliegtuig een vlieger plaatsnemen. De beste opstelling is die waarbij de wind schuin van achteren komt.
Cockpitkappen schoon en natte vleugels drogen
Een goed uitzicht vanuit de cockpit is heel belangrijk en daarom moeten de cockpitkappen schoon zijn. Met de handen tegen de kappen duwen veroorzaakt mogelijk schade maar zeker vette afdrukken. Vette kappen houden stof en vuil vast. Maak 's avonds na een dag vliegen de kappen schoon met schoon water en een schoon zeemleer die alleen voor kappen gebruikt wordt. Een droge of vuile doek veroorzaakt krassen.
Wordt er na een regenbui weer begonnen met vliegen, zorg er dan voor dat de vleugels en stabilo eerst behoorlijk worden drooggemaakt. Druppels op de vleugels vergroten de ruwheid van het profiel waardoor de kritieke invalshoek kleiner wordt. Na één lierstart is het meeste water wel van de vleugels af, maar met name in de eerste 50 m van de start is dat nog niet het geval. Mocht er in die fase lierstart door bijv. te langzaam lieren of kabelbreuk iets mis gaan, dan is de kans op een ongeval groot. Start ook nooit met één vleugel die wel droog is terwijl de andere nog kletsnat is.
Schade of mogelijke gebreken altijd melden
Elke club kent ze wel, die gouden zweefvliegers die altijd de handen uit de mouwen steken, die helpen bij het uit de hangaar halen van kisten en startmiddelen, die op de startplaats actief helpen om een vlot vliegbedrijf in stand te houden en 's winters ook weer aanwezig zijn bij het winteronderhoud. De kans is groot dat zij de meeste schade veroorzaken, want wie niets doet veroorzaakt ook geen schade. Schade veroorzaken vindt elke zweefvlieger rot, maar het is zeker geen schande. Meld schade altijd aan de D.D.I. of aan een technicus. Alleen zij mogen beoordelen of het zweefvliegtuig nog luchtwaardig is. Hoor je tijdens de dagelijkse inspectie aparte geluiden bij het controleren van de roeren, de kleppen of iets dergelijks, of constateer je mogelijke gebreken, aarzel dan niet om dit de D.D.I. of een technicus te melden. Beter vaak te voorzichtig dan één keer te nonchalant. Het melden van mogelijke schades behoort tot goed vliegerschap en wordt op prijs gesteld.