4. DE LESVLUCHTEN
4.0 VEILIGHEIDSREGELS IN DE LUCHT
- Uitkijken!
- Rekening houden met de ander; geef voorrang aan minder ervaren vliegers.
UITKIJKEN!
Uitkijken is veiligheidsregel nummer één. Altijd zoveel mogelijk naar buiten kijken is veel belangrijker dan de instrumenten langdurig in de gaten houden. Je moet leren om alleen zo nu en dan even kort op de meters te kijken. Noem de instructeur de zweefvliegtuigen die je ziet. Hij weet dan of je een vliegtuig gezien hebt. Wie alle oefeningen goed doet maar niet goed uitkijkt wordt niet solo gelaten. Train je erin om de vliegtuigen om je heen in de gaten te houden en hun positie en vliegrichting te onthouden.
Altijd goed om je heen kijken voorkomt verrassingen, maar reflecties van b.v. zonnepetjes in de cockpitkap kunnen dat danig bemoeilijken.
Uitkijken moet je leren, net zo als je het starten en landen moet leren. Het speelt een belangrijke rol bij alle zweefvliegoefeningen. Je zet bijvoorbeeld pas een bocht in nadat je goed om je heen gekeken hebt.
Let vooral op vliegtuigen die op dezelfde hoogte vliegen en op je af komen. Vliegtuigen in deze situatie zie je slecht en zijn verraderlijk snel dichtbij. Wanneer het lijkt dat een vliegtuig niet horizontaal of verticaal beweegt, maar wel groter wordt, moet je zo snel mogelijk uitwijken. Elk vliegtuig waarvan de positie in de kap niet verandert, maar waarvan de omvang wel toeneemt, bevindt zich op een botsingskoers met jou!
Denk vooruit en ga zo vroeg mogelijk naar rechts en houd er rekening mee dat de ander jou misschien niet ziet.
Een wit zweefvliegtuig met een wolk als achtergrond valt niet op. Vooral bij slecht zicht moet je tegen de zon in erg goed uitkijken. Het is vaak moeilijk te zien of een zweefvliegtuig van je af vliegt of juist naar je toe komt. De silhouetten zijn dan vrijwel gelijk. Zie de illustratie op de pagina hiernaast. Ook bij helder weer zijn, door de vele details op de horizon, juist die zweefvliegtuigen die zich op gelijke hoogte bevinden vaak moeilijk te onderscheiden!
Een wit zweefvliegtuig met een wolk als achtergrond valt niet op. Vooral bij slecht zicht moet je tegen de zon in erg goed uitkijken. Het is vaak moeilijk te zien of een zweefvliegtuig van je af vliegt of juist naar je toe komt. De silhouetten zijn dan vrijwel gelijk. Zie de illustratie op de pagina hiernaast. Ook bij helder weer zijn, door de vele details op de horizon, juist die zweefvliegtuigen die zich op gelijke hoogte bevinden vaak moeilijk te onderscheiden!
Ontwikkel een scanmethode waarbij je in alle richtingen een paar tellen bewust kijkt. Normaal heeft je oog zo’n 2 seconden nodig om na een blik op het instrumentenbord weer scherp te stellen op oneindig.
Houd er rekening mee dat bij slecht zicht het oog op instrumentenbordafstand gefocust kan blijven! Je ziet dan niet scherp in de nevelige lucht recht voor je. Richt daarom je blik eerst even op de grond. Zo’n scanmethode kan er dan zoals hiernaast afgebeeld uitzien. De blik van de vlieger gaat van de ene vleugel in de richting van de andere vleugel en vervolgens via de instrumenten weer naar de andere kant.
Houd rekening met de achter grond waartegen je een vliegtuig kunt verwachten.
Houd rekening met de achter grond waartegen je een vliegtuig kunt verwachten.
MEER TIPS VOOR BEVORDERING VAN DE VLIEGVEILIGHEID:
- Zorg voor de vlucht voor een schone kap en een schone bril.
- Open de luchtschuif om de kap schoon te blazen zodra je merkt dat die beslaat.
- Start na een regenbui niet met een natte en beslagen cockpitkap.
- Zorg voor een goede vluchtvoorbereiding zodat je tijdens de vlucht zoveel mogelijk naar buiten kunt kijken.
- Houd rekening met de dode hoeken van het vliegtuig (achter, onder en tijdens een bocht het gebied achter de hoge vleugel), zie foto op de volgende pagina.
De vlieger die de foto maakt, bevindt zich in de dode hoek van het boven voor hem vliegende vliegtuig. Mocht dat vliegtuig onverwachts een steile bocht naar rechts maken, dan kan een levensgevaarlijke situatie ontstaan.
UITWIJKREGELS
- Een motor(zweef )vliegtuig geeft voorrang aan een zweefvliegtuig.
- In de luchtvaart gaat bij de landing het laagstvliegende vliegtuig voor.
Zweefvliegtuigen kunnen geen doorstart maken, daarom geldt hier bij gelijktijdig binnenkomen nog de volgende gedragscode:
- SPL vergunninghouders geven ruimte aan tweezitters en solisten;
- Tweezitters geven ruimte aan solisten;
- Wanneer twee zweefvliegtuigen recht op elkaar af vliegen, verleggen beide hun koers naar rechts (1);
- Voor een zweefvliegtuig dat van rechts komt, wordt naar rechts uitgeweken (2);
- Het inhalen van een ander zweefvliegtuig gebeurt door er met ruime afstand rechts omheen te gaan (3). Nooit er overheen of er onderdoor duiken!
In de luchtvaart gaat bij de landing het laagstvliegende vliegtuig voor.
Wanneer twee zweefvliegtuigen recht op elkaar af vliegen, verleggen beide hun koers naar rechts
Voor een zweefvliegtuig dat van rechts komt, wordt naar rechts uitgeweken
Het inhalen van een ander zweefvliegtuig gebeurt door er met ruime afstand links of rechts omheen te gaan. Nooit er overheen of er onderdoor duiken!
Een motor(zweef)vliegtuig geeft voorrang aan een zweefvliegtuig.
Een zweefvliegtuig dat de berghelling aan de rechterkant heeft voorrang.