4.2 VFR-COMMUNICATIE

  

Bij het zweefvliegen gaat spraakcommunicatie via de radio en datacommunicatie via de transponder en de flarm. 

Geluidsgolven

Geluid (trilling van lucht) plant zich door de lucht voort in de vorm van geluidsgolven. De snelheid waarmee dit gebeurt is ongeveer 330 m/s.

Een geluidsgolf heeft een golflengte en een amplitude.

Hoe meer golven per tijdseenheid hoe hoger het geluid klinkt en hoe groter de amplitude hoe luider het geluid klinkt.Het aantal golven per seconde noemen we de frequentie en dit drukken we uit in Hertz (Hz). Hieronder zie dat het aantal golven per seconde toeneemt. De frequentie stijgt naar 5 trillingen per seconde.

Mensen kunnen  trillingen die liggen tussen 20 en 20.000 Hz waarnemen.

Radiogolven

Radiogolven of radiostraling zijn elektromagnetische golven die zich voortplanten met de snelheid van het licht 300.000.000 m/s. De ontdekker van de radiogolven is Heinrich Hertz. Bij radiogolven is ook sprake van golflengte, amplitude en frequentie. Het frequentiegebied loopt van enkele honderden Hertz tot enkele giga Hertz (GHz).

  1. 1 Hz is 1 trilling per seconde
  2. 1 kHz   (kilo is duizend) is 1.000 trillingen per seconde.
  3. 1 MHz (mega is 1 miljoen) is 1.000.000 trillingen per seconde
  4. 1 GHz (giga is 1 miljard) is 1.000.000.000 trillingen per seconde.  

De VHF-band

Onze zweefvliegkanalen: 122.385, 126.810 en 135.235 liggen in de VHF-band. De VHF frequentieband loopt van 30 tot 300 MHz. In de VHF band bevindt zich de VHF-NAV band van 108 tot 118 MHz en de VHF-COM band van 118 tot 137 MHz. In de NAV band bevinden zich radionavigatiebakens en in de COM band bevinden zich de radiocommunicatie stations.

Hieronder zie je de overige frequentiebanden.

Band Frequentie  Golflengte      gebruik luchtvaart

LF

Low Frequency

30-300 kHz 10.000-1000 m Navigatiebakens

MF

Medium Frequency

300 kHz  - 3 MHz 1.000-100 m Navigatiebakens

HF

High Frequency

3 MHz - 30 MHz 100-10 m Voor RT over lange afstand

VHF

Very High Frequency

30-300 MHz 10-1 m

Navigatiebakens

RT-communicatie 118 - 136.975 MHz

UHF

Ultra High Frequency

300 MHz -3 GHz 1 m- 10 cm

Navigatiebakens

Radio transponders 1090 MHz

GPS

long range radar

SHF

Super High Frequency

3 GHz - 30 GHz 10 cm - 1 cm medium range radar

EHF

Extreme High Frequency

30 GHZ - 300 GHz 1 cm - 1 mm short range radar

 

Kanaalseparatie 

Tot aan 2018 hadden de zweefvliegradio's een kanaalseparatie van 25 kHz. Na 122.475 MHz kwam 122.500 MHz en dan 122.525 MHz. Aangezien er een tekort aan frequenties is, moeten ook in de kleine luchtvaart vanaf 31 december 2017 alle radio's vervangen worden door radio's met een kanaalseparatie  van 8.33 kHz. De frequentie van het vliegveld van Goetsenhoven was 125.375 en dit is nu geworden kanaal 125.380. Bij 8.33 kHz-separatie is het woord frequentie vervangen door kanaal. 

Bereik radiosignaal

Wanneer een zweefvlieger tijdens een overland laag zit, of ver weg is, kun je hem niet ontvangen. Het bereik van de radiozendinstallatie is niet oneindig. De reikwijdte van het radiosignaal is afhankelijk van het vermogen van de radio en de afstand tot de ontvanger. De voortplanting van radiogolven verloopt via drie wegen, routes of paden. We onderscheiden:

  1. oppervlakte golven of grondgolven. Lage frequenties volgen een gebogen lijn langs het aardoppervlak. Deze oppervlaktegolven (ook wel grondgolven genoemd) reiken verder dan de horizon.
  2. ruimtegolven.  VHF-golven planten zich voort in een vrijwel rechte lijn van de zender naar de ontvanger. Zender en ontvanger bevinden zich eigenlijk op "zichtafstand" van elkaar. Aangezien deze golven iets door de atmosfeer worden gebogen, kan het signaal iets verder dan de zichtbare horizon reiken.
  3. ionosfeergolven.  Deze golven kaatsen dan tegen de ionosfeer (een laag rond de aarde) en worden dan teruggekaatst naar de aarde. 

BE radiogolven

Zweefvliegradio's maken gebruik van VHF-golven (rechtstreekse- of ruimte golven). Tussen zender en ontvanger moet sprake zijn van een rechte lijn. De reikwijdte bereken je ruwweg als volgt: bereik in kilometers =4 x de wortel uit de vlieghoogte in meters. Voorbeeld:

  1. Bij een vlieghoogte van 900 m is het bereik 4 x 30 = 120 km.
  2. Het bereik van twee zweefvliegtuigen die elkaar oproepen en elk op zo'n 900 m hoogte zitten is het dubbele hiervan, dus 2 x 120 = 240 km.

De bovenstaande berekening is niet erg nauwkeurig, in werkelijkheid hebben factoren als de atmosfeer, hoogte van de ontvangende antenne, bergen of water een grote invloed op de reikwijdte van het signaal.

BE LineOfSight

Belangrijke frequenties

  1. 121.500 MHz de VHF noodfrequentie
  2. 126.900 MHz Brussels Information
  3. 129.325 MHz Belga Info 

Belga Info en Brussels Information zijn vluchtinlichtingendiensten (Flight Information Centres) Ze geven inlichtingen over o.a. het verkeer op jouw traject, de regionale QNH, militair verkeer, enz… Je kunt er een fix (zie 4.6) opvragen als je de weg kwijt bent.

 Transponder

Het woord transponder komt van de woorden: transmitter (zender) en responder (antwoorder). Na de invoering van de transponderplicht, in het grootste gedeelte van het Nederlandse luchtruim, zijn de meeste zweefvliegtuigen uitgerust met een zogenaamde Mode S transponder.

SERA.13001 Bediening van een SSR-transponder
a) Als het luchtvaartuig een bruikbare SSR-transponder aan boord heeft, moet de piloot de transponder tijdens de volledige vlucht gebruiken, ongeacht of het luchtvaartuig zich binnen of buiten het luchtruim bevindt waarin SSR wordt gebruikt voor ATS-doeleinden.

b) Piloten mogen de IDENT-functie niet gebruiken, tenzij de luchtverkeersdiensten daarom vragen.

c) Behalve voor vluchten in het luchtruim waarin het gebruik van een transponder verplicht is gesteld door de bevoegde autoriteiten, zijn luchtvaartuigen zonder voldoende elektrisch vermogen vrijgesteld van de eis om de transponder tijdens de volledige vlucht te gebruiken.

Een transponder zendt (transmit) en antwoordt (respond). Hij zendt periodiek een signaal  uit en  antwoordt wanneer hij door een radar of een ACAS (Airborne Collision Avoidance System van een verkeersvliegtuig) wordt ondervraagd.  Als antwoord stuurt hij een signaal terug dat informatie bevat over bijvoorbeeld de transpondercode en de hoogte van het vliegtuig. Dat signaal wordt door de radar of ACAS opgevangen en verwerkt tot een afstand en een richting. Welke informatie er precies door de transponder wordt doorgegeven hangt af van de instelling van de transponder.

 

Transponder instellingen
We kennen de volgende instellingen:

  1. Mode A:  Bij mode A wordt de vier-cijferige code uitgezonden.
  2. Mode C:  Bij mode C wordt de vlieghoogte (uitgedrukt in Flight Level, dus gebaseerd op 1013.2 hPa) uitgezonden.
  3. Mode A/C: Bij mode A/C wordt de 4-cijferige code plus de vlieghoogte uitgezonden.
  4. Mode S:  Bij mode S zendt de transponder naast de 4-cijferige code en de drukhoogte tevens een unieke 24-bits identificatiecode uit. Deze identificatiecode bevat o.a. het registratiekenmerk van het vliegtuig (bijvoorbeeld: OO-YDU). 

De 24-bits identificatie wordt door de nationale luchtvaartautoriteit toegekend. In Europees luchtruim moeten Mode S-transponders gebruikt worden.

Wanneer een mode S-transponder wordt verbonden met een GPS-ontvanger dan kan hij de GPS-gegevens van het vliegtuig mee uitzenden. We spreken dan van een ADS-B signaal. ADS-B staat voor “Automatic Dependent Surveillance-Broadcast”.  Een mode S-transponder met  ADS-B informatie bestaat dus uit de transponder mode S- informatie en de GPS- informatie ( positie, hoogte en snelheid).

 

Met een ADS-B ontvanger kun je de ADS-B gegevens weergeven op een display in het vliegtuig of bijvoorbeeld op een kaart. Zie bijvoorbeeld: http://planefinder.net/

Voor de start zet je de transponder op standby. Dat is de opwarmstand. Wanneer je de transponder op ON zet (Mode A) dan wordt alleen de vier-cijferige code uitgezonden. Alleen op de stand ALT (Mode ACS) wordt hoogte, positie en de identificatiecode weergegeven. Wanneer de transponder per ongeluk op ON staat i.p.v. op ALT dan kan de verkeersleiding vragen om de transponder op ALT (mode ASC) te zetten. Zo'n verzoek over de radio luidt dan:

  OO-YDU SQUAWK CHARLIE
SQUAWKING CHARLIE OO-YDU

 

Het is belangrijk om bij de cockpitcheck je transponder op ALT aan te zetten zodat de luchtverkeersleiding en andere vliegtuigen je positie, hoogte en identificatiecode hebben. Je hoeft niet in contact te zijn met een verkeersleider om toch voordeel van je transponder te hebben. Zo waarschuwt de verkeersleiding groter (en sneller) verkeer van jouw aanwezigheid. Ook ACAS maakt gebruik van de transpondersignalen ter voorkoming van botsingen

De transponder op de afbeelding staat ingesteld op code 7000 Bij vliegen in ongecontroleerd gebied blijft de transponder op deze code staan. In gecontroleerd luchtruim kan de verkeersleiding je vragen om een andere code te squawken. Er zijn een paar speciale codes:

Speciale transponder-codes

  1. 7000Voor vliegen in ongecontroleerd gebied
  2. 7500code om aan te geven dat er sprake is van een kaping
  3. 7600code om aan te geven dat er sprake is van uitval van de radioverbinding
  4. 7700code om aan te geven dat er sprake is van een noodgeval 

Een geheugen steuntje voor die codes:

  1. seven five, someone with a knife
  2. seven six, ik hoor niks
  3. seven seven, we're going to heaven

Op de transponder zit ook een IDT-knop (ident-knop). Het kan voorkomen dat de verkeersleiding je opdraagt om deze in te drukken: “Squawk ident!” Je drukt dan 1 keer op de IDT-knop en bij de verkeersleider zal jouw positie gedurende enige tijd oplichten op het scherm.

Lees voor het gebruik van je transponder altijd goed het handboek om verkeerd gebruik te voorkomen.