4. Les 9 - GEBRUIK REMKLEPPEN
- Het openen van de remkleppen leidt tot een afname van de snelheid en een toename van de verticale daalsnelheid (langzamere snelheid, snellere daling).
- De overtreksnelheid neemt iets toe.
- Houd de juiste snelheid aan met de stuurknuppel en controleer het glijpad met de remkleppen
- Als je de remkleppen opent, moet de neus van het zweefvliegtuig iets verder onder de horizon komen
- Blijf de hendel van de remkleppen vasthouden om de gewenste hoeveelheid remkleppen te handhaven.
In deze oefening leer je wat er gebeurt als je de remkleppen gebruikt. Zweefvliegtuigen hebben een groot glijbereik; een "glijhoek" van 1:40 is niet ongewoon. Als je jouw final op 100 meter hoogte voor het landingsveld begint en je zou de remkleppen niet gebruiken, dan zou je bij geen tegenwind pas na 4 km de grond raken. De meeste vliegvelden zijn zo lang niet en geen enkel ander type vliegtuig levert zo'n ongelooflijke glijprestatie. Dankzij de remkleppen kunnen we precies landen waar we willen.
HET GEBRUIK VAN DE REMKLEPPEN
De remklephendel is bij elk zweefvliegtuig blauw gekleurd. Als je aan de hendel trekt, gaan de remkleppen open. Hoe verder je ze opent, hoe meer luchtweerstand (weerstand) ze bieden. Als je de hendel helemaal naar voren duwt, voel en hoor je de hendel door een slot (lock) gaan; daarna blijven ze gesloten. Bij veel zweefvliegtuigen wordt de remklephendel gecombineerd met de wielrem. Als je met volledig geopende remkleppen aan de hendel blijft trekken, bedien je ook de wielrem.
Het is belangrijk om de remkleppenhendel vast te houden wanneer je de remkleppen gebruikt. Als je loslaat, blijven ze niet in de gewenste positie zitten en kunnen ze zelfs helemaal open zuigen.Je kunt de remklephendel pas loslaten als de hendel gelocked is (in de vergrendelde stand staat).
Tijdens deze les ga je vliegen met een normale landingssnelheid. Gebruik de trim om de bijbehorende neusstand onder horizon te houden. Na het plaatsen van de trim heb je deze tijdens deze oefening niet meer nodig.
Open de remkleppen en je ziet een kleine afname van de snelheid en een toename van het dalen. Door de geopende remkleppen neemt de weerstand toe, daardoor neemt het dalen toe en de overtreksnelheid wordt iets hoger. Aangezien de overtreksnelheid met het gebruik van remkleppen iets toeneemt, gebruiken we de remkleppen alleen als we minimaal met landingssnelheid vliegen. Trek je de remkleppen, dan moet de verminderde draagkracht en grotere weerstand gecompenseerd worden door een grotere invalshoek, of door iets meer snelheid. Vaak zal je door de toegenomen weerstand de neus iets moeten drukken om de landingssnelheid vast te houden.
Sluit de remkleppen en herhaal deze eerste oefening, maar probeer nu met de stuurknuppel de gewenste snelheid te behouden. Je zult zien dat als je de remkleppen opent, je de stuurknuppel iets naar voren moet duwen om de neus iets te laten zakken. Als je de hoeveelheid remkleppen vermindert, zul je zien dat de snelheid iets toeneemt en dat je een iets hogere neusstand zal moeten aannemen (de stick naar achteren trekken) om weer met de gewenste vliegsnelheid verder te vliegen. Probeer ten slotte de remkleppen over hun hele bereik te bedienen, van gesloten naar volledig geopend en weer terug, terwijl je de stuurknuppel gebruikt om een constante snelheid te houden.
Onthoud: Bij het landen gebruiken je de remklephendel om meer of minder te dalen en de stuurknuppel om de landingssnelheid aan te houden.