1.3. VLIEGTUIG NATIONALITEIT EN REGISTRATIE KENMERKEN

1.3. AIRCRAFT NATIONALITY AND REGISTRATION MARKS (ICAO Annex 7)

  • 1.3.1 Regeling inschrijving Belgische burgerluchtvaartuigen
  • 1.3.2 Het nationaliteits en inschrijvingskenmerk
  • Samenvatting

Een auto heeft een kentekenplaat. een kentekenbewijs en een chassisnummer. Een vliegtuig staat ingeschreven in het luchtvaartregister, beschikt over een registratie en een BVI (Bewijs van Inschrijving). 

In Annex 7 van ICAO staan de minimumeisen voor het aanbrengen van de nationaliteitskenmerken en de registratie van vliegtuigen. Daar staat:

  • Hoe en waar de nationaliteitskenmerken moeten worden aangebracht;
  • Dat in het vliegtuig een bewijs van inschrijving aanwezig moet zijn
  • Dat er een identificatieplaatje aangebracht moet zijn van niet brandbaar materiaal met minimaal de registratie en het nationaliteitskenmerk.
  • Dat elk land voor een luchtvaartregister zorgt. 

1.3.1 INSCHRIJVING VAN LUCHTVAARTUIGEN

Het Koninklijk besluit tot regeling der luchtvaart van 15 maart 1954 bevat o.a. de regels voor het aanvragen van nationaliteits- en inschrijvingskenmerken.

In te dienen gegevens bij inschrijving

  1. Nationaliteitsbewijs van de de personen en de statuten van de rechtspersonen die de aanvraag doen.
  2. Bij de aanvraag tot inschrijving van het luchtvaartuig in het register wordt een bewijs van eigendom van het luchtvaartuig overgelegd.
  3. Indien het luchtvaartuig vanuit het buitenland wordt ingevoerd, wordt een bewijs ingediend dat het luchtvaartuig niet dan wel niet meer in het buitenland is ingeschreven.
  4. Attest van de douane indien ingevoerd van buiten de EU

Algemeen
De houder van het luchtvaartuig is verplicht de minister zo spoedig mogelijk in te lichten indien:

  1. het luchtvaartuig definitief niet meer aan het luchtverkeer deelneemt;
  2. het luchtvaartuig is overgedragen aan een andere houder of eigenaar onder opgave van diens naam, adres, woonplaats dan wel zetel, land van vestiging en datum van overdracht;
  3. het luchtvaartuig in het buitenland is ingeschreven;
  4. het bewijs van inschrijving verloren is gegaan;

1.3.2 HET NATIONALITEITS- EN INSCHRIJVINGSKENMERKKENMERK

Elk land heeft een nationaliteitskenmerk voor de bij dat land ingeschreven luchtvaartuigen. Daardoor wordt bepaald welke nationale autoriteit verantwoordelijk is voor het toezicht op de luchtwaardigheid van die vliegtuigen.

Nationaliteitskenmerk

1. Het nationaliteitskenmerk voor België bestaat uit de letters OO. Dit kenmerk wordt met een koppelteken verbonden met het inschrijvingskenmerk.
2. Het inschrijvingskenmerk bestaat uit:

  1. 3 letters voor een zweef- en motorzweefvliegtuig;

Plaats van de kenmerken
1. De kenmerken worden aan de buitenzijde van het luchtvaartuig op een duurzame wijze aangebracht. De kenmerken worden altijd schoon en zichtbaar gehouden en stichten geen verwarring.

4 Op de vleugels van luchtvaartuigen, aangebracht als volgt:

  1. op de linkerhelft van de onderzijde of over de gehele onderzijde, waarbij het nationaliteitskenmerk op de linkerhelft is aangebracht en het inschrijvingskenmerk op de rechterhelft;
  2. zo mogelijk op gelijke afstand van de voor- en achterrand van de vleugel;
  3. met de top van de letters of cijfers naar voren gericht.

6. De kleur van de kenmerken onderscheidt zich duidelijk van de ondergrond.
7. De kleur van de diverse karakters is zo veel mogelijk gelijk.

Grootte van de kenmerken

  1. De letters en cijfers van het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk zijn alle van gelijke hoogte.
  2. De kenmerken op luchtschepen en ballonnen zijn ten minste 50 centimeter hoog.
  3. De kenmerken op de vleugels zijn ten minste 50 centimeter hoog.
  4. De kenmerken op de romp, staartvlakken en overeenkomstige delen zijn ten minste 30 centimeter hoog.
  5. Indien het niet mogelijk is de kenmerken met de in het tweede, derde of vierde lid aangegeven hoogte aan te brengen, mogen de afmetingen van de kenmerken kleiner zijn, maar niet kleiner dan noodzakelijk is.

Zweefvliegtuig met nationaliteits- (PH) en inschrijvings- (1557) kenmerk.

Samenvatting

ICAO Annex 7 geeft regels aan voor het aanbrengen van de nationaliteits- en inschrijvingskenmerken en voor het bijhouden van een luchtvaartregister. 

Een luchtvaartuig moet beschikken over:

  1. een registratiekenmerk (bijvoorbeeld de OO-YMR). Het registratiekenmerk bestaat uit het nationaliteitskenmerk (de letters OO) en een inschrijvingskenmerk (bij zweefvliegtuigen drie letters). Dit moet op de juiste manier en juiste plaats worden aangebracht, 
  2. een geldig bewijs van inschrijving; Elk zweefvliegtuig heeft een BvI (Bewijs van Inschrijving) een  bewijs dat het ingeschreven staat in het luchtvaartregister van een land. Op het BvI staan de nationaliteits- en Inschrijvingskenmerken en de naam van de eigenaar van het vliegtuig.  Het BvI blijft geldig zolang het vliegtuig niet verandert van eigenaar en het vliegtuig niet voorgoed buiten gebruik is gesteld. 
  3. In het vliegtuig bevindt zich een identificatieplaatje van onbrandbaar materiaal met daarop o.a. het registratiekenmerk van het vliegtuig.

Luchtvaartregister:

  • De overheid zorgt voor een luchtvaartregister daarin staan de Nederlandse (zweef)vliegtuigen met hun nationaliteitskenmerk (OO) en hun inschrijvingskenmerk. 
  • De Belgische overheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de luchtwaardigheid van OO-geregistreerde (zweef)vliegtuigen. In het luchtvaartregister kun je bijvoorbeeld zien hoe lang de ARC nog geldig is.

 

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.