1.4 VLIEGBREVETTEN (BEWIJZEN van BEVOEGDHEID)

1.4. PERSONNEL LICENSING (ICAO Annex 1)

In Annex 1 van ICAO staan de eisen en aanbevelingen (Standards and Recommended Practices) voor de opleiding, de afgifte van brevetten en de bevoegdheden van vliegers. EASA heeft deze eisen en aanbevelingen opgenomen in de EU verordening nr.1178/2011. Aanpassingen door de invoering van het SFCL staan in: EU verordening 2020/358. Je vindt ze ook in het Saiplane Rule Book  https://www.easa.europa.eu/sites/default/files/dfu/Sailplane%20Rule%20Book.pdf

Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen uit die verordening:

  • 1.4.1 Het SPL
  • 1.4.2 De minimumeisen voor afgifte van het SPL
  • 1.4.3 Het SPL-examen
  • 1.4 4 Aantekeningen op een SPL
  • 1.4.5 De eisen voor uitbreidingen en verlenging
  • 1.4.6 Vliegmedische keuring en certificaten
  • 1.4.7 Verplichte documenten en het logboek
  • 1.4.8 Definities (FCL.010)
  • Samenvatting

1.4.1 HET SPL

De EU regelgeving kent het Sailplane Pilot Licence (SPL) als zweefvliegbrevet. Het SPL voldoet aan alle ICAO-eisen voor het zweefvliegen.Met een LAPL-medische-keuring mag je er in de EASA-landen mee vliegen en met een ICAO-klasse 2 of ICAO-klasse 1 keuring is het brevet in de hele wereld geldig. De opleiding van het SPL valt onder verantwoordelijkheid van de nationale overheid. In België verstrekt het DGLV de SPL vergunningen.

Opmerking: In dit hoofdstuk gebruiken we het begrip brevet voor een bewijs van bevoegdheid om als gezagvoerder een zweefvliegtuig te besturen. De Koninklijke Belgische Aeroclub (KBAC) verstrekt ook “brevetten” als erkenning voor bijzondere vliegprestaties, zoals het C-brevet voor een solovlucht van minimaal 30 minuten en het D-brevet voor een 50 km overlandvlucht + een 5 uur duurvlucht + 1000 m hoogtewinst. 

SFCL.115 Het SPL geeft je de bevoegdheid om als gezagvoerder (pilot in command (PIC)) op te treden in niet commerciële vluchten in zweefvliegtuigen en in zweefvliegtuigen met een uitklapbare motor. Er worden aanvullende eisen gesteld voor een uitbreiding van de bevoegdheid, zoals de uitbreiding naar andere startmethoden (zie paragraaf 1.4.3). 

Een SPL geeft de mogelijkheid tot commercieel vliegen. Voor vluchten tegen een vergoeding moet een AOC (Air Operator’s Certificate), dus een luchtvervoersvergunning zijn afgegeven en de vlieger moet over een ICAO-klasse 2 of 1 medische keuring beschikken. Een SPL-houder die op commerciële basis passagiers mag vliegen, mag niet ouder zijn dan 70 jaar (SFCL.065).

De opleiding voor een SPL volg je aan een zweefvlieg ATO  (Approved Training Organisation) of een zweefvlieg DTO  (Declared Training Organisation). De eisen voor een DTO zijn eenvoudiger en lichter en daarom zijn bijna alle zweefvliegclubs een DTO of ze zijn aangesloten bij een gezamenlijke DTO.

1.4.2 DE EISEN VOOR AFGIFTE VAN HET SPL (SFCL.130)

  1. Minimaal 16 jaar. 
  2. Minimaal 15 vlieguren (10 uur op de tweezitter en 2 uur solo) en minimaal 45 starts.
  3. Een solo overlandvlucht van 50 km of van 100 km in een tweezitter (of TMG) met een instructeur.
  4. Van de minimaal 15 vlieguren mag maximaal 7 uren training op de motorzwever plaatsvinden.
  5. Heb je al een ander type brevet voor een Aeroplane dan mag je 10% van de gevlogen uren meetellen tot een maximum van 6 uur.
  6. Voor vliegen met passagiers geldt: Minimaal 16 jaar oud en minimaal 10 uur vliegervaring (of 30 starts) als gezagvoerder en minimaal één start met een instructeur voor het behalen van de passagiersbevoegdheid.
  7. Kandidaten volgen een theorie- en praktijkopleiding bij een DTO. De DTO bepaalt of de kandidaat examen kan doen voor de onderdelen van het SPL. De voordracht door de DTO om examen te doen blijft 12 maanden geldig. Binnen deze 12 maanden moet tenminste één theorie-examen gehaald worden.
  8. De theoretische kennis moet op ICAO-niveau zijn (geslaagd zijn voor de 9 examenvakken). De theorie-examenvakken moeten binnen 18 maanden gehaald worden. Wie voor een onderdeel vier keer zakt moet alle vakken opnieuw doen.
  9. Een praktijkexamen moet binnen 24 maanden na het laatste theorie-examen worden afgerond. Het praktijkexamen kan pas gedaan worden nadat het theorie-examen met succes is afgerond..
  10. Na het behalen van het praktijkexamen heb je maximaal 6 maanden de tijd om het SPL aan te vragen.
  11. Het Directoraat Generaal Luchtvaart (DGLV) organiseert het theorie-examen, verstrekt het theorie certificaat en verstrekt het brevet.
  12. De toegestane manier van starten (rubberkabelstart, autostart, lierstart, sleepstart of zelfstart) geldt alleen voor de startmethoden die bij het praktijkexamen zijn uitgevoerd.
Vlieger eis  SPL   FCL
minimum leeftijd SPL 16 jaar SFCL.120
minimum leeftijd solo 14 jaar SFCL.125
Opleiding DTO FCL.115
theorie-examen DGLV verzorgt het examen  FCL.025
dbo/solo ervaring 15 vlieguren, 45 starts SFCL.130
overland ervaring 50 km solo of 100 km met instructeur SFCL.130
praktisch examen DTO SFCL.030
aanvullende startmethoden ervaring onder toezicht instructeur

FCL.130.S

afgifte brevet  DGLV (bevoegde autoriteit) SFCL.005
behoud van geldigheid medische keuring en voldoende recente ervaring

FCL.030 en

FCL.140.S

aanvullende startmethoden ervaring onder toezicht instructeur FCL.130S
passagiers vliegen 10 uur vliegtijd of 30 starts als PIC en één start met FI(S) SFCL.115

Toelichting:

  • Je kunt met 14 jaar solo vliegen en met 16 jaar het SPL halen. Volgens SFCL120 moet je tenminste 16 jaar zijn om examen voor het SPL te mogen doen. 
  • De geldigheid van het SPL verloopt niet. Om te kunnen blijven vliegen moet de vlieger een medisch certificaat (zie 1.4.6) bezitten en aan de eisen van recente vliegervaring voldoen. 
  • Houders van een SPL mogen met passagiers vliegen, nadat ze na afgifte van het brevet tenminste 10 uur vliegtijd of 30 starts als PIC hebben gemaakt en minmaal één trainingsvlucht met een zweefvlieginstructeur hebben gemaakt, waarbij ze moeten aantonen dat ze over voldoende vaardigheden beschikken om met passagiers te kunnen vliegen en ze moeten tenminste 3 starts en 3 landingen in de afgelopen 3 maanden hebben gemaakt.

1.4.3 HET SPL-EXAMEN

Het SPL-examen bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte.

HET THEORIE-EXAMEN (SFCL.135)

Het theorie-examen bestaat volgens SFCL.135 uit de volgende onderdelen:

 Aanvang*     examenvak  aantal vragen Duur
10.10 uur      1 Luchtvaartwetgeving 20 40 minuten
11.00 uur      2 Menselijke prestaties 12 24 min.
11.30 uur      3 Meteorologie 20 40 min.
12.20 uur      4 Communicatie 12 24 min.
12:30 uur      5. Navigatie 20 60 min.
14:00 uur      6 Beginselen** 12 24 min.
14:00 uur      7. Operationele procedures** 12 24 min.
14:00 uur      8.Vliegprestaties en Vluchtplanning** 12 24 min.
14:00 uur      9.Algemene kennis van het zweefvliegtuig** 12 24 min.
Totaal aantal meerkeuze vragen:  132  4h44

* De juiste aanvangstijden van de examens worden door het DGLV bepaald.

** Deze vier vakken mogen worden gecombineerd tot één examen van 4 keer 12 vragen waarvoor de kandidaat 96 minuten de tijd heeft. Voor elk van de vier onderdelen moet hij/zij  minimaal 75% scoren.


Het examenreglement bevat de volgende bepalingen:

  1. Je moet al de 9 examenonderdelen in één land afleggen.
  2. De examens zijn schriftelijk en bestaan uit meerkeuze vragen. 
  3. De kandidaat is voor een examenonderdeel geslaagd bij een waardering met 75% of meer. Bij een waardering van minder dan 75% moet voor dat onderdeel opnieuw een schriftelijk examen worden afgelegd.
  4. Je volgt een theorie-opleiding bij een DTO en je mag examen doen als de DTO jou voordraagt. Die voordracht blijft 12 maanden geldig. Als voorbereiding op het theorie-examen worden door de DTO theoriecursussen georganiseerd. Daarbij wordt door de instructeurs de leerstof behandeld.
  5. Je moet alle theorie onderdelen halen binnen 18 maanden na het eerste behaalde examenonderdeel.
  6. Wanneer je voor één onderdeel vier keer examen gedaan hebt en je bent daar niet voor geslaagd dan doe je alle onderdelen opnieuw.
  7. Wanneer je geslaagd bent voor het theorie-examen dan blijft het theorie-examen 24 maanden geldig. Je hebt dan 24 maanden om het praktijkexamen te halen. 

DGLV

De examens worden afgenomen door het DGLV. Kandidaten die geslaagd zijn voor een onderdeel (vak), krijgen daarvoor een certificaat uitgereikt. Na het behalen van certificaten voor alle 9 vakken is de kandidaat geslaagd voor het SPL-theorie-examen. 

Ontheffingen van het theorie-examen:

Kandidaten die over een hieronder genoemd vliegbrevet beschikken, kunnen voor de volgende 4 vakken ontheffing van het theorie-examen krijgen.

 BREVET  SPL
  • ATPL of CPL,
  • PPL, 
  • LAPL-in een andere categorie 

Luchtvaartwetgeving

Menselijke prestaties

Meteorologie

Communicatie


De bevoegdheid, op basis waarvan een ontheffing verleend kan worden, dient op het moment van aanvraag geldig te zijn.

De praktijk-opleiding voor het SPL (SFCL.130.)

De zweefvlieginstructie voor het praktijkgedeelte van het SPL staat omschreven in het "Organisatiehandboek LVZC vzw - Opleidingsorganisatie" (DTO-OHB-01). De syllabus omschrijft de voorwaarden voor veilig zweefvliegen en bevat:

  1. Operaties vóór de vlucht, met inbegrip van het verifiëren van massa en zwaartepunt, inspectie en onderhoud van luchtvaartuigen, luchtruim- en weerbriefing;
  2. Monteren van het zweefvliegtuig en controle van de aansluitingen van de roeren.  
  3. Vliegveld en luchtverkeersregels, voorzorgsmaatregelen en procedures om botsingen te vermijden;
  4. Dagelijkse inspectie van het vliegtuig
  5. Vluchten met een hoge invalshoek (kritisch lage luchtsnelheden), herkenning van en herstel van beginnende en volledige stalls en spins;
  6. Vluchten met kritisch hoge luchtsnelheden, herkenning van en herstel na een spiraalduik;
  7. Normale start en starten met zijwind bij verschillende startmethoden;
  8. Normale landingen en zijwindlandingen;
  9. Doellandingen en buitenlanden: veldkeuze, circuit- en landingsgevaren en voorzorgsmaatregelen;
  10. Overlandvliegen met zichtnavigatie en met gebruik van de beschikbare navigatiehulpmiddelen;
  11. Oefeningen thermiekvliegen en afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden hellingvliegen en golf.
  12. Noodmaatregelen
  13. Maatregelen voor het vliegen op grote hoogte
  14. Naleving van de procedures voor het gebruik van de radio..

Praktijkexamen SPL (SFCL.145)

Een praktijkexamen (skilltest) kan alleen worden gedaan als de Head of Training (HoT) een verklaring afgeeft dat de leerling alle trainingen heeft gedaan en hij hem examenrijp heeft bevonden.

Bij het examen moet onderscheid gemaakt worden naar de startmethode waarvoor het SPL verwacht wordt te worden behaald. Voor de aantekening "lieren" zal de kandidaat een lierstart-ervaring van ten minste 10 solo-lierstarts moeten hebben. Wordt de aantekening "sleepstart" beoogt, dan is een ervaring van tenminste 5 solo-sleepstarts met een gezamenlijke sleeptijd van 30 minuten vereist.

De Head of Training wijst één of twee examinatoren aan voor het afnemen van het praktijkexamen. Doorgaans zijn dit clubinstructeurs die tevens examinator zijn. Het praktijkexamen bestaat uit een paar examenvluchten in de tweezitter waarbij de examinator zich aan boord bevindt. Het aantal examenvluchten is mede afhankelijk van de duur van de vlucht(en), want alle onderdelen moeten worden beoordeeld. Het praktijkexamen heet officieel een skilltest. Bij deze skilltest beoordeelt de examinator de volgende punten:

Sectie 1: Vluchtvoorbereiding en vertrek:

  1. Het uitvoeren van de dagelijkse inspectie.
  2. De verificatie van massa en zwaartepunt.
  3. Het controleren van de luchtwaardigheid van het vliegtuig aan de hand van de documenten - inclusief de onderhoudsstatus.
  4. Het uitvoeren van de cockpit-check.

Sectie 2: Startmethode:

Je doet praktijkexamen in tenminste één startmethode en daarbij worden al de volgende punten getoetst:

2A Lierstart:

  1. Signalen voor en tijdens de start, inclusief seinen aan de lierist.
  2. Een correct lierstartprofiel.
  3. Een gesimuleerde kabelbreuk.
  4. Situational awareness.

2B Sleepstart:

  1. Signalen voor en tijdens de start, inclusief seinen aan en communicatie met de sleepvlieger.
  2. Acceleratiefase en klimstand.
  3. Afbreken sleepstart (uitsluitend middels simulatie of mondelinge overhoring).
  4. Correctie positionering achter het sleepvliegtuig in rechtlijnige vlucht en bochten.
  5. Extreme posities en herstel.
  6. Correcte ontkoppelprocedure.
  7. Uitkijken en vliegermanschap gedurende de totale vlucht.

2C Zelfstart:

  1. Naleving luchtverkeersleiding (indien van toepassing).
  2. Vliegveld vertrekprocedures.
  3. Aanrollen en klimstand.
  4. Uitkijken en vliegermanschap gedurende de startfase.
  5. Een gesimuleerde motorstoring na het loskomen (uitsluitend middels simulatie of mondelinge overhoring).
  6. Het uitzetten en inklappen van de motor.

Sectie 3: Algemeen:

  1. Het aanhouden van een rechtlijnige vlucht, neusstand, constante snelheid.
  2. Gecoördineerde bochten met 30° helling, uitkijkprocedure, vermijden botsingsgevaar.
  3. Koersbepaling visueel en aan de hand van het kompas.
  4. Vliegen met grote invalshoek en kritiek lage luchtsnelheid.
  5. Overtrek en herstel.
  6. Het voorkomen van vrille en herstel.
  7. Gecoördineerde bochten met 45° helling, uitkijkprocedure, vermijden botsingsgevaar.
  8. Lokale navigatie en awareness.

Sectie 4: Circuit, nadering en landing:

  1. Aansluiten op circuit.
  2. Het vermijden van botsingen, uitkijkprocedures.
  3. Checks voorbereiding landing.
  4. Circuit, nadering en landing.
  5. Doellanding (gesimuleerde buitenlanding).
  6. Een zijwindlanding, mits de omstandigheden zich voordoen.

Slagingscriteria:

  1. De vaardigheidstest bestaat uit verschillende secties die de verschillende fasen van een vlucht voorstellen.
  2. Wanneer een kandidaat zakt voor een item van een sectie is hij niet geslaagd voor de volledige sectie. Als een kandidaat zakt voor slechts 1 sectie, moet hij enkel die sectie opnieuw afleggen. Wanneer een kandidaat zakt voor meer dan 1 sectie is hij niet geslaagd voor de volledige test.
  3. Als de test moet worden herhaald in overeenstemming met punt 2, zal een onvoldoende voor een sectie, met inbegrip van de secties waarvoor een voldoende werd behaald tijdens een vorige poging, leiden tot een onvoldoende voor de volledige test.
  4. Kandidaten die na 2 pogingen niet slagen voor alle secties van de test, moeten verdere praktijkopleiding volgen.

1.4.4 AANTEKENINGEN OP EEN SPL

lapl600 BE

Afbeelding SPL. Opmerking: De data tot wanneer een FI-bevoegdheid geldig is, zijn met de komst van SFCL vervallen. Een instructeur moet kunnen aantonen dat hij aan de eisen voor het geldig houden van de bevoegdheid voldoet. Een examinator, die bevoegd is tot het afnemen van examens voor instructeurs, kan een aantekening op de achterzijde van het brevet maken waarmee de FI(S) rating "Indefinitive" wordt.

Op het SPL-brevet kun je uitbreidingen halen, bijvoorbeeld voor lieren, slepen, zelfstart, bungeestart (rubberkabelstart), TMG, Aerobatic manoeuvres, slepen met een TMG, instructie voor de opleiding zweefvliegen, instructie voor de TMG en instructie aan instructeurs in opleiding.

Brevet SPL FCL
aanvullende aantekeningen; kunst-, nacht-, wolken-, bergvliegen ja (zie opmerking) SFCL.200
aantekening TMG ja SFCL.145
Instructiebevoegdheid aparte specifieke (FI(S) bevoegdheid SFCL.315
sleepvliegen ja SFCL.205
instructie aan instructeursopleiding aparte specifieke (FI.FI(S) of FI.FI(B)) bevoegdheid SFCL.330
geldigheid instructiebevoegdheid voldoen aan de periodieke verlengingseisen SFCL.360
examinatorbevoegdheid apart DGLV-certificaat SFCL.415

Opmerking:  De bevoegdheid bergvliegen en wolkenvliegen wordt in België niet verstrekt. De bevoegdheid kan wel op basis van een buitenlands certificaat op het brevet worden vermeld. De aantekening bergvliegen geldt voor het landen op bepaalde steile berghellingen. Wie in de bergen wil vliegen en gewoon vanaf bijvoorbeeld Aosta of Sisteron wil gaan vliegen, kan dat zonder bergvliegaantekening doen.

1.4 5 DE EISEN VOOR UITBREIDINGEN EN VERLENGING

Voor uitbreiding van de startmethode gelden de volgende eisen:

  1. Voor de lierstart (en autolancering) minimaal 10 starts met instructeur in de tweezitter en 5 solostarts onder toezicht van een instructeur.
  2. Voor de sleepstart en de zelfstart, minimaal 5 starts met instructeur in de tweezitter en 5 solo onder toezicht. Bij zelfstart mogen de DBO-lessen in de TMG worden gedaan.
  3. Voor de rubberkabelstart minimaal 3 starts in de tweezitter of solo onder toezicht van de instructeur.

De uitreiding van een startmethode wordt door de instructeur FI(S) of door de HoT (Head of Training) in het logboek opgetekend 

Voor het geldig houden van een startmethode geldt:

  1. Minimaal 5 starts in de afgelopen 24 maanden per startmethode.
  2. Voor de rubberkabelstart minimaal 2 start in de laatste 24 maanden.
  3. Heb je te weinig starts in een bepaalde startmethode dan kun je met of onder toezicht van een instructeur de ontbrekende starts maken.

Voor het geldig houden van het SPL-brevet geldt als recente ervaringseis in de afgelopen 24 maanden:

  1. Minimaal 5 vlieguren en 15 starts als gezagvoerder (PIC), DBO of solo 
  2. Twee trainingsvluchten met een instructeur (FI(S). De instructeur dient deze vluchten in het logboek af te tekenen. 

of met goed gevolg een bekwaamheidstoets bij een FE afleggen. De bekwaamheidstoets is gebaseerd op de vaardigheidstoets voor het SPL (SFCL.160 SPL). De examinator dient deze vlucht in het logboek af te tekenen.

Voor uitbreiding met de TMG-aantekening geldt:

  1. Minimaal 6 vlieguren les op de TMG (waarvan minimaal 4 uren met instructeur)
  2. Eén solo-overland met de TMG van minimaal 150 km, met een landing op een ander vliegveld.
  3. Een examenvlucht met een mondeling examen over de beginselen van het vliegen, de operationele procedures, de vluchtprestaties en -planning, de algemene kennis van het luchtvaartuig en over de navigatie. De examenvlucht bevat o.a. een navigatievlucht van minimaal 30 minuten met minimaal 2 keerpunten.

De inhoud van het praktijkexamen is als volgt.
De onderdelen worden door een bevoegde examinator FE(S) getoetst.

Voor alle onderdelen geldt:

  • Toetsing op het gebruik van checklijsten.
  • Toetsing op het gebruik van externe visuele referentie tijdens de vlucht.
  • De kandidaat dient op alle onderdelen goed vliegermanschap te tonen.

Sectie 1: vluchtvoorbereiding en vertrek

  1. Vluchtvoorbereiding, NOTAM en weersinformatie
  2. De verificatie van massa en zwaartepunt, uitvoeren van prestatieberekeningen
  3. Het uitvoeren van de dagelijkse inspectie. Het controleren van de luchtwaardigheid van het
    vliegtuig aan de hand van de documenten - inclusief de onderhoudsstatus.
  4. Starten motor en checks na starten
  5. Taxiën. Luchthavenprocedures, checks voor de start
  6. Checks tijdens na de start en na de start
  7. Vertrekprocedures vliegveld
  8. Verkeersleidingsprocedures

Sectie 2a: algemeen (met motorvermogen)

  1. Verkeersleidingsprocedures
  2. Rechtlijnige vlucht, met snelheidsveranderingen
  3. Klimmende vlucht: beste “rate of climb”, klimmende bochten, overgang naar horizontale vlucht
  4. Bochten met 30 ° helling, uitkijkprocedure, vermijden botsingsgevaar
  5. Steile bochten (45 °helling)
  6. Het benaderen van de overtrek snelheid, met en zonder flaps
  7. Overtrek:
    - gewone overtrek en herstel met vermogen
    - benaderen overtrek in dalende bocht met 20 °helling in naderingsconfiguratie
    - benaderen overtrek in landingsconfiguratie
  8. Dalende vlucht:
    - met en zonder vermogen
    - dalende bochten (steile dalende bochten zonder vermogen)
    - overgang naar horizontale vlucht

Sectie 2b: algemeen (zonder motorvermogen)

  1. Rechtlijnige vlucht, met snelheidsveranderingen
  2. Bochten met 30 ° helling, uitkijkprocedure, vermijden botsingsgevaar
  3. Tijdens de vlucht de motor aan en uit doen
  4. Overtrek tijdens het maken van bochten

Sectie 3: en-route procedures

  1. Vluchtplan, magnetische koersen op de route, kaartlezen
  2. Handhaven hoogte, koers en snelheid (maximum afwijkingen: hoogte ±150 ft en snelheid ± 15 km/h)
  3. Oriëntatie, luchtruimstructuur, bijhouden vluchtplan
  4. Uitwijken naar ander vliegveld (planning en uitvoering)
  5. Vluchtmanagement (checks, brandstof, motortemperatuur etc.)
  6. Verkeersleidingsprocedures

Sectie 4: circuit, nadering en landing

  1. Vliegveld aankomstprocedures.
  2. Het vermijden van botsingen, uitkijkprocedures.
  3. Doellanding en zijwindlanding (als er daarvoor de omstandigheden zijn)
  4. Landing zonder flaps (indien van toepassing)
  5. Nadering zonder vermogen
  6. Touch and go
  7. Go-around vanaf lage hoogte
  8. Verkeersleidingsprocedures
  9. Procedures na de landing

Sectie 5: noodprocedures en bijzondere situaties

  1. Gesimuleerde motorstoring na het loskomen.: circuit, nadering en landing
  2. * Gesimuleerde noodlanding*
  3. * Gesimuleerde voorzorgslanding*
  4. Gesimuleerde noodsituaties
  5. Mondelinge overhoring

* Deze items van sectie 5 mogen gecombineerd worden met de secties 1 t/m 4. 

Voor het geldig houden van de TMG-bevoegdheid geldt: Gedurende de afgelopen 24 maanden:

  • Minimaal 12 vlieguren als PIC, DBO of solo op TMG of zweefvliegtuigen inclusief:
  • 6 uur op TMG met 12 starts/ landingen en
  • 1 trainingsvlucht van een uur met een FI. De instructeur dient deze vlucht in het logboek af te tekenen.

of met goed gevolg een bekwamheidsproef bij een FE afleggen. De bekwaamheidstoets is gebaseerd op de vaardigheidstoets voor het SPL. De examinator dient deze vlucht in het logboek af te tekenen.

Voor de bevoegdheid om met een TMG-sleepvliegtuig te slepen (SFCL.205) geldt:

  1. Minimaal 30 vlieguren en 60 starts als gezagvoerder op een TMG of een SEP
  2. Bij een DTO een cursus volgen voor de theoretische kennis van het slepen met een sleepvliegtuig
  3. 5 vluchten in de tweezitter voor het geval de zweefvlieger zelf geen sleepervaring heeft
  4. 10 sleepvlieglesvluchten in een tweezitter sleepvliegtuig
  5. Voor het verlengen van de bevoegdheid moet je minimaal 5 sleepvluchten in de afgelopen 24 maanden gemaakt hebben.

Aerobatic SFCL.200

Voor het verkrijgen van de bevoegdverklaring gevorderd kunstvliegen geldt:

  1. Minimaal 40 vlieguren of 120 starts als gezagvoerder van een zweefvliegtuig
  2. Een opleidingscursus bij een DTO voor de theoretische kennis van het kunstvliegen
  3. Tenminste 5 uur of 20 kunstvlieglesvluchten in de tweezitter.

Voor het verkrijgen van de bevoegdverklaring basis kunstvliegen geldt:

  1. Minimaal 30 vlieguren of 120 starts als gezagvoerder van een zweefvliegtuig
  2. Een opleidingscursus bij een DTO voor de theoretische kennis van het kunstvliegen.
  3. Aerobatic vlieg instructie volgen voor de positieve G-manoeuvres.

Houders van een bevoegdheid basis kunstvliegen (Aerobatic, positive G manoeuvres only), mogen alleen de volgende kunstvluchtfiguren vliegen:

  • 45° in rechte lijn klimmen of duiken als kunstvliegenmanoeuvre,
  • inside loops,
  • wingover,
  • lazyeight,
  • spins;

De instructeur dient voor aerobatic instructie, ook voor de basic aerobatic rating, een advanced
privilege te hebben. (SFCL.315; sub para (a)(5)(i) ) De bevoegdheid kunstvliegen wordt door de instructeur voor aerobatic instructie opgetekend in het logboek. 

Er is een uitzondering voor spin training in het kader van de (SPL) opleiding. Voor de vrille-oefening heeft de instructeur geen aerobatic rating nodig om deze oefening te mogen instrueren.
(Part SAO; SailplaneRuleBook; Chapter 1; article 2 (8).)

Voor nachtvliegen onder VFR-omstandigheden geldt:

  1. Een theoriecursus bij een DTO
  2. Minimaal 5 uren nachtvliegles in de tweezitter waarvan 1 uur overland navigatie les van tenminste 50 km.
  3. Een basiscursus instrumentvliegen die vereist is voor het PPL.

Wolkenvliegen is niet toegestaan.

Geldigheidsduur van de brevetten:

  1. Levenslang zolang je een medische verklaring hebt en aan de vlieguren (permanente ervaringseis) voldoet.

Bevoegdheid zweefvlieginstructie SPL FI(S)

Om instructeur te worden moet je:

  1. Tenminste 18 jaar zijn
  2. Minimaal 100 vlieguren en 200 starts als gezagvoerder op zweefvliegtuigen en 30 uur als PIC voor de bevoegdheid vlieginstructie op een TMG.
  3. Binnen twaalf maanden voor de opleiding tot instructeur slagen voor een toelatingsvliegtest waar beoordeeld wordt of de kandidaat geschikt is voor instructeur
  4. Een theorieopleiding van tenminste 30 uur voor instructeur aan een ATO/DTO hebben gevolgd.
  5. Een praktijkopleiding doen van minimaal 25 uur instructietechniek en voor de TMG bovendien 6 uur dubbelbesturingsonderricht op TMG's.
  6. Slagen voor een praktijkexamen voor FI(S). De FI(S) ontvangt dan een FI(S)-licentie met beperkingen. Hij/zij mag dan nog niet iemand solo laten of onder toezicht een solo-overland laten maken.
  7. Na minimaal 15 uur instructie of 50 instructiestarts ontvangt de kandidaat instructeur na goedkeuring van de Head of training van de ATO of DTO een SPL-FI(S)-certificaat zonder beperkingen en dan kan de FI(S) bevoegdheid op het SPL worden bijgeschreven.

Geldig houden van de instructiebevoegdheid SPL-FI(S)

De instructiebevoegdheid heeft geen verloopdatum. De instructiebevoegdheid is geldig zolang aan  de volgende eisen wordt voldaan:

  1. 30 vlieguren of 60 starts als FI of FE gevlogen in zweefvliegtuigen, klapmotorzwevers of TMG in de laatste drie jaar. 
  2. Het volgen van een FI-opfriscursus binnen de laatste 3 jaar.
  3. Elke 9 jaar minimaal één checkvlucht afgenomen door en FI(S), aangewezen door de HoT, waarbij de instructeur moet aantonen dat hij zowel op de grond als in de lucht beschikt over de vaardigheden om instructie te geven. Het resultaat wordt afgetekend in het logboek.

Bevoegdheid zweefvliegexaminator FE(S)-certificaat (SFCL.400)

  • SPL met geldige FI-bevoegdheid
  • 300 vlieguren op zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG's, waarvan minimaal 150 uur instructie of 300 starts instructie. 
  • voor FE(S) voor TMG's geldt: minimaal 300 vlieguren op zweefvliegtuigen waarvan 50 uur instructie op TMG's.
  • een specifieke standaardisatiecursus voor examinatoren volgen (SFCL.430).

Een examinator mag niet meer dan 50% van de zweefvliegopleiding aan een examenkandidaat gegeven hebben. 

Verlengen bevoegdheid zweefvliegexaminator SFCL 460 

  • Een FE(S)-certificaat is 5 jaar geldig
  • De houder moet binnen deze 5 jaar een herhalingscursus voor examninatoren gevolgd hebben.
  • In de laatste 24 maanden voor het einde van de geldigheidsduur bij een door DGLV aangewezen examinator tonen dat de examinator beschikt over voldoende vaardigheden om examens af te leggen.

1.4.6 VLIEGMEDISCHE CERTIFICATEN

Een SPL is alleen geldig indien de houder ervan beschikt over een medisch certificaat. Daarom moet elke solo- vliegende zweefvlieger en elke SPL houder medisch zijn goedgekeurd. De EU regulering maakt voor vliegers onderscheid in drie medische keuringen met bijbehorende certificaten:

  1. ICAO-klasse 1. Dit certificaat is vereist voor beroepsvliegers en verkeersvliegers. Een klasse 1 certificaat is een jaar geldig, maar is afhankelijk van leeftijd en type vliegtuig slechts 6 maanden geldig.
  2. ICAO-klasse 2. Dit certificaat is vereist voor recreatief vliegen en voor commerciële zweef- of ballonvluchten binnen en buiten de EU, Een klasse 2 certificaat is 5 jaar geldig tot 40 jaar, 2 jaar geldig tot 50 jaar en 1 jaar geldig boven 50 jaar.
  3. LAPL. Dit certificaat volstaat voor niet-commercieel zweefvliegen, ballonvaren en ultra-light vliegen binnen de EU. Een LAPL certificaat is 5 jaar geldig tot 40 jaar en 2 jaar geldig vanaf 40 jaar.

Een klasse 1 certificaat vereist de strengste keuring en wordt alleen verstrekt door een luchtvaartgeneeskundig centrum/Aeromedical Center (AMC).

Voor een klasse 2 certificaat is een minder uitgebreide en minder strenge keuring nodig.

Een LAPL certificaat vereist de minst strenge keuring. Een klasse 2 en een LAPL certificaat mogen ook door een bevoegde, luchtvaartgeneeskundige keuringsarts/Aeromedical Examiner (AME) worden verstrekt. Deze artsen zijn erkend door het DGLV, nadat ze de basiscursus Luchtvaartgeneeskunde hebben gevolgd. De adressen van AME's vind je op: https://mobilit.belgium.be/nl/resource/aeromedical_examiners. De keuringseisen vind je in Part-MED (bijlage IV) van de EU verordening nr. 1178/2011

Voor het SPL is een medisch LAPL certificaat voldoende. Voor een SPL moet je een klasse 2 medisch certificaat hebben. Een SPL met een klasse 2 certificaat biedt de mogelijkheid om tegen betaling met passagiers te vliegen. Voor dit soort vluchten is echter ook een luchtvervoersvergunning/Air Operators Certificate (AOC) vereist.
Je mag je 45 dagen voor het verlopen van de geldigheid opnieuw laten keuren om dezelfde verloopdatum te houden. Wanneer je je eerder dan 45 dagen voor de verloopdatum laat keuren, dan wordt de verloopdatum aangepast..

Ondanks een geldig keuringscertificaat is het niet toegestaan om een zweefvliegtuig te besturen, indien je:

  • je bewust bent dat je lichamelijk of geestelijk minder geschikt bent om veilig te vliegen;
  • medicijnen gebruikt die je vliegbekwaamheid kunnen beïnvloeden;
  • een medische, operatieve of andere behandeling hebt ondergaan die je vliegbekwaamheid kan beïnvloeden;
  • onder invloed bent van alcohol of verdovende middelen. Voor alcoholgebruik geldt tenminste 8 uur zonder alcoholgebruik voorafgaande aan de vlucht en ten hoogste 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed (= 0,2 promille). Na een lokale verdoving (tandarts) mag je 12 uur niet vliegen en na een ruggenprik of algehele verdoving mag je 48 uur niet vliegen.

Je dient luchtvaartgeneeskundig advies bij een AME in te winnen voordat je gaat vliegen, indien je:

  • een operatie of invasieve ingreep hebt ondergaan;
  • een ernstig ziekte of ernstig letsel hebt doorgemaakt;
  • opgenomen bent geweest in een ziekenhuis of medische kliniek;
  • bent begonnen met het regelmatig gebruik van medicijnen;
  • voor het eerst corrigerende lenzen gebruikt;
  • zwanger bent;
  • twijfelt aan je medische geschiktheid.

1.4.7 VERPLICHTE DOCUMENTEN EN HET LOGBOEK SFCL.045

Een zweefvlieger moet tijdens het vliegen de volgende documenten bij zich hebben (SFCL.045):

  1. Een geldige SPL;
  2. Een geldige medische verklaring;
  3. Een identiteitskaart;
  4. Een logboek met voldoende data om aan te tonen dat voldaan wordt aan de recente ervarings- en verlengingseisen.

Een solist moet op alle solo-overlandvluchten een bewijs hebben dat hij vliegt als leerling zweefvlieger onder toezicht van een vlieginstructeur.

Het bijgewerkte logboek en de overige documenten hoeven niet in het vliegtuig aanwezig te zijn bij een vlucht binnen zichtafstand van het vliegveld, maar je hebt wel de plicht om ze 'zonder onnodig uitstel' ter inzage te geven aan de bevoegde autoriteiten.

logboek600 BE

Het logboek (Pilot logbook)

In het logboek (SFCL.050) noteert de zweefvlieger:

  • de datum van de vlucht,
  • de vertreklocatie en de starttijd,
  • de aankomst locatie en de landingstijd,
  • het vliegtuigtype en de registratie
  • de startmethode: W (lierstart "Winch"), T (sleepstart "Tow"), S (zelfstart "Self Launch"), B (Elastiekstart "Bungee")
  • de vluchtduur
  • het aantal landingen (dit is meestal 1 maar bij TMG het aantal touch and go's en een instructeur kan hier het aantal instructiestarts per dag invullen),
  • de functietijd, hier vul je in bij gezagvoerder: de vluchtduur als gezagvoerder (PIC), bij "Instructie in dubbel" de vluchtduur waarbij een ander gezagvoerder was en/of bij instructeur (FI) de vluchtduur als instructeur.
  • bij Opmerkingen, bijzonderheden van de vlucht
  • bij Paraaf, de handtekening en het SPL-nummer. Een DBO-er laat de kolom Opmerkingen en de kolom Paraaf aftekenen door de instructeur.
  • onderaan de pagina de totale vluchtduur en het aantal landingen en een paraaf dat je de gegevens naar waarheid hebt ingevuld.
  • een SPL-houder mag een aantal vluchten die op dezelfde dag van en naar het veld van vertrek gaan op één regel in het logboek noteren. 

1.4.8 DEFINITIES  (FCL.010)

  • Overlandvlucht: een vlucht tussen een punt van vertrek en een punt van aankomst waarbij een vooraf geplande route wordt gevolgd en gebruik wordt gemaakt van standaardnavigatieprocedures;
  • Vliegtijd: voor zweefvliegtuigen betekent dit de totale tijd vanaf het moment waarop het zweefvliegtuig de aanloop begint voor het opstijgen tot het moment dat het aan het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt;
  • Nacht: de uren tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering. De burgerlijke schemering eindigt ’s avonds wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat en begint’s morgens wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat;  De tabel met de tijdstippen waarop de nacht begint en eindigt vind je in in de AIP: https://ops.skeyes.be/html/belgocontrol_static/eaip/eAIP_Main/html/eAIP/EB-GEN-2.7-en-GB.html#GEN-2.7
  • Eerste bestuurder (Pilot-in-command — PIC): de bestuurder aangewezen als gezagvoerder en belast met het veilige verloop van de vlucht.

  • Eerste bestuurder onder supervisie (Pilot-in-command under supervision — PICUS) Een tweede bestuurder die onder toezicht van de eerste bestuurder de werkzaamheden en functies vaneen eerste bestuurder uitvoert.

  • Gemotoriseerd zweefvliegtuig: een met een of meer motoren uitgerust luchtvaartuig dat, bij uitgeschakelde motoren, de eigenschappen heeft van een zweefvliegtuig.

  • Privépiloot Een bestuurder van een luchtvaartuig die houder is van een bewijs van bevoegdheid dat besturing van een luchtvaartuig tegen een geldelijke beloning verbiedt, uitgezonderd instructie- of examenactiviteiten zoals beschreven in dit deel.
  • Bekwaamheidsproef Een demonstratie van vaardigheid ten behoeve van de verlenging of hernieuwde afgifte van bevoegdverklaringen, waarbij enig mondeling examen is inbegrepen voor zover de examinator dit verlangt.
  • Hernieuwde afgifte (van bijvoorbeeld een bevoegdverklaring of certificaat) De administratieve handeling, verricht nadat een bevoegdverklaring of certificaat is verlopen, waarmee de bevoegdheden van de bevoegdverklaring of het certificaat voor een nader bepaalde periode worden verlengd, nadat aan gespecificeerde eisen is voldaan.
  • Verlenging (van bijvoorbeeld een bevoegdverklaring of certificaat) De administratieve handeling verricht binnen de geldigheidsperiode van een bevoegdverklaring of certificaat die de houder toestaat de bevoegdheden van een bevoegd- verklaring of certificaat voor een nader bepaalde periode uit te oefenen, nadat aan gespecificeerde eisen is voldaan.
  • Routesector Een vlucht die een start-, vertrek- en kruisfase van ten minste 15 minuten omvat, alsmede een aankomst, naderings- en landingsfase.
  • Zweefvliegtuig Een luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat in de lucht wordt gedragen door de aerodynamische reactie van de lucht tegen de vaste liftoppervlakken, waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor. 
  • Vaardigheidstest  De vaardigheidstest moet gedaan worden volgens een vast protocol (flight test schedule). De examinator moet een gedeelte mondeling doen.           
  • Solovliegtijd De vliegtijd gedurende welke een leerling-piloot de enige inzittende is aan boord van een luchtvaartuig.
  • Leerling-piloot in de functie van eerste bestuurder (Student pilot in command — SPIC) Een leerling-piloot in de functie van eerste bestuurder op een vlucht met een vlieginstructeur, waarbij voornoemde instructeur de leerling-piloot uitsluitend zal observeren en de vlucht van het vliegtuig niet zal beïnvloeden of beheersen.
  • Gemotoriseerd zweefvliegtuig Een met een of meer motoren uitgerust luchtvaartuig dat, bij uitgeschakelde motoren, de eigenschappen heeft van een zweefvliegtuig.
  • Zelfstartend gemotoriseerd zweefvliegtuig (Touring motor glider — TMG) Een specifieke klasse van gemotoriseerde zweefvliegtuigen met een als één geheel gemonteerde, niet- intrekbare motor en een niet-intrekbare propeller. Het moet in staat zijn op eigen kracht te starten en te klimmen overeenkomstig het betreffende vlieghandboek.

Leerling-piloot SFCL.125 

Een leerling-piloot mag niet solo vliegen, tenzij toegestaan door en onder toezicht van een vlieginstructeur. Voor zijn eerste solovlucht moet een leerling-piloot ten minste:

  1.  in het geval van vleugelvliegtuigen, helikopters en luchtschepen: 16 jaar oud zijn;
  2.  in het geval van zweefvliegtuigen en luchtballonnen: 14 jaar oud zijn.

Samenvatting:

Wat is het verschil tussen een SPL met een LAPL-medische-keuring en een SPL met een ICAO-klasse 2 of 1 keuring?

  • Een SPL met een LAPL-medische-keuring geeft toestemming om in Europa als gezagvoerder van een (motor)zweefvliegtuig op te treden en met een SPL met een ICAO-klasse 2 of 1 keuring mag je dat in de hele wereld.
  • Met een SPL mag je, onder voorwaarden commercieel vliegen.

Wat zijn de minimumeisen voor de afgifte van een SPL:

  • 16 jaar of ouder;
  • 15 vlieguren en 45 starts;
  • een theorie- en praktijkcursus volgen bij een DTO;
  • slagen voor het theorie-examen in 9 vakken (6 examenonderdelen);
  • solo overlandvlucht van 50 km of overlandvlucht met instructeur van 100 km
  • slagen voor het praktijk-examen (skilltest);

Wanneer je bent geslaagd voor het theorie-examen, dan blijft het theorie-examen 24 maanden geldig.

Wat zijn de eisen voor solo-vliegen:

  • 14 jaar of ouder;
  • in het bezit van (tenminste) een medisch certificaat LAPL;

Wat moet een zweefvlieger tijdens het vliegen bij zich hebben?

  • een geldig bewijs van bevoegdheid;
  • een geldige medische verklaring;
  • een identiteitskaart
  • een solist moet op alle solo-overlandvluchten een bewijs hebben dat hij vliegt als leerlingzweefvlieger onder toezicht van een vlieginstructeur.

Het bijgewerkte logboek en de overige documenten hoeven niet in het vliegtuig aanwezig te zijn bij een vlucht binnen zichtafstand van het vliegveld, maar je hebt wel de plicht om ze 'zonder onnodig uitstel' ter inzage te geven aan de bevoegde autoriteiten. Een logboek moet dagelijks worden bijgehouden. Tijdens je opleiding moet elke vlucht in je logboek afgetekend worden door een instructeur.

Wanneer mag je met passagiers vliegen?

  • Na tenminste 10 uur of 30 starts na het behalen van je SPL brevet.
  • Minimaal 16 jaar oud zijn.
  • Minimaal één trainingsvlucht met een instructeur waarbij de SPL-houder de voor het vervoer van passagiers vereiste bekwaamheid moet aantonen.
  • Voldoende recente ervaring. Tenminste 3 starts en 3 landingen in de afgelopen 3 maanden.

Welke aantekeningen kunnen worden behaald op een SPL en wat zijn de vereisten hiervoor?

  • Lierstart: 10 starts met instructeur in de tweezitter en 5 solostarts;
  • sleepstart: 5 starts met instructeur in de tweezitter en 5 solostarts;
  • zelfstart: 5 starts met een instructeur in de tweezitter en 5 solostarts;
  • TMG: minimaal 6 vlieguren les op de TMG (waarvan minimaal 4 uren met instructeur) en een solo-overland van 150 km met een landing op een ander veld;
  • slepen met een TMG: voldoende vlieguren, cursus volgen bij een DTO, 10 sleepvlieglesvluchten in een tweeziter sleepvliegtuig;
  • aerobatic: cursus bij een DTO en 20 kunstvlieglesvluchten;
  • instructie: 100 vlieguren en 200 starts als gezagvoerder, een theorieopleiding van 30 uur bij een DTO en een praktijkopleiding van 25 uur in instructietechniek;
  • instructeursopleider: cursus bij een DTO met een instructeursopleiding.

Welke medisch certificaten zijn er voor vliegers?

  1. ICAO-klasse 1 (beroepsvliegers en verkeersvliegers),
  2. ICAO-klasse 2 (recreatief vliegen),
  3. LAPL (zweefvliegen, ballonvaren en ultra-light vliegen)

Wat is de geldigheidsduur van een medisch certificaat in relatie tot leeftijd en brevettype?

Voor eenSPL met een LAPL-medical:

  • 5 jaar tot de leeftijd van 40 jaar;
  • 2 jaar indien ouder dan 40 jaar.

Voor een SPL met een ICAO-klasse 2 keuring:

  • 60 maanden tot het 40e levensjaar;
  • 24 maanden tot het 50e levensjaar;
  • 12 maanden boven de 50 jaar.

Gezondheid, alcohol en drugs. Je mag niet vliegen:

  • Als je geestelijke en/of lichamelijke gezondheid de veiligheid in gevaar kan brengen.
  • onder invloed van een stof die de vliegbekwaamheid vermindert.
  • binnen 8 uur na het nuttiging van alcohol. In het bloed mag niet meer dan 0,2 mg alcohol per milliliter bloed worden aangetroffen.