25 FINAL GLIDE
Zweefvliegers gebruiken bij een overlandvlucht een GPS- ontvanger en een final glide computer (of een boordcomputer met daarin een GPS en een finalglide gedeelte). De uitvinding van de GPS-ontvanger is na de variometer waarschijnlijk de mooiste uitvinding voor zweefvliegers. Ga echter niet met een GPS vliegen als je er nog niet vertrouwd mee bent. Probeer hem eerst thuis en in de auto uit (als een ander rijdt), zodat je tijdens het vliegen geen tijd verspeelt met het uitzoeken van de werking ervan. Een GPS is een ideaal hulpmiddel voor de navigatie en voor berekening van de final glide. Hij vertelt je o.a.:
- je positie
- de lijn die je vliegt (TRK = track) en de lijn die je moet vliegen (BRG = bearing)
- je hoogte t.o.v. zeeniveau
- je grondsnelheid
- de nauwkeurige afstand tot het volgende punt (veld)
Voor de vlucht toets je de overlandopdracht in de computer en tijdens de vlucht werp je alleen zo nu en dan een blik op de GPS- ontvanger. Onder het vliegen voortdurend naar GPS-ontvangers kijken, of tijdens het vliegen nog van alles intoetsen, is funest voor de veiligheid.
Bereid een overlandvlucht zo voor dat je ook kunt navigeren als de GPS- ontvanger het niet doet. Gebruik hem als een extra controle- en hulpmiddel en niet als het enige navigatiemiddel. Eén van de grote voordelen van de GPS is dat hij je de nauwkeurige afstand tot je veld geeft en dit is een heel belangrijk gegeven om je final glide te berekenen.
Final Glide zonder wind
Bij een final glide zonder wind bepaal je de benodigde hoogte en de daarbij behorende snelheid om zonder wind vanuit de laatste bel zo snel mogelijk in glijvlucht naar het thuisveld te vliegen. Bij het steken van de ene wolk naar de andere bepaal je de optimale steeksnelheid aan de hand van het verwachte stijgen in de volgende bel of de stijgsnelheid in je huidige bel. Bij final glide is het alleen de bel waar je in zit, die de MC-steeksnelheid bepaalt. Is het een driemeterbel en je weet dat je je veld al kunt halen, dan stijg je door tot je met de MC-ring op +3 m/s je veld kunt halen of tot het stijgen minder wordt. De benodigde hoogte kun je met de genoemde MacCreadylijst (ziehttp://www.zweefvliegopleiding.nl/index.php/7-2-2-reissnelheid) als volgt berekenen: afstand (in km) x H/1= hoogte (in m) De afstand die je kunt halen kun je eventueel ook berekenen: hoogte (in km) x glijgetal= afstand in km Na een blik op de hoogtemeter kun je dan bepalen hoeveel kilometer je met deze MC-instelling (en dus dit glijgetal) haalt. Of, wat nog handiger is, na een blik op de kaart (of GPS) kun je de benodigde hoogte berekenen. Heb je volgens je berekening hoogte genoeg (inclusief reservehoogte), dan steek je naar je veld.
Final glide met wind
In de praktijk zal er meestal wel een windcomponent zijn. Dit betekent dat je, ten opzichte van het punt waar je in de laatste bel begint te klimmen, door de wind wegdrijft. De benodigde hoogte voor een final glide vanuit deze stijgende kolom moet dus groter of kleiner zijn dan het punt waaruit je begon te klimmen. Maak daarom weer een berekening vanaf het punt dat je vertrekt. Het glijgetal in rustige lucht bepaal je als volgt: V-steek (in m/s) / V-dalen (in m/s) = glijgetal. Het glijgetal met windcomponent wordt dan: V-steek (in m/s)+V-wind (in m/s) / V-dalen (in m/s] V-wind kan plus of min zijn, meewind of tegenwind. Het is ook belangrijk om het glijgetal met windcomponent van je vliegtuig te weten (danwel H/1 met wind, de hoogte nodig per km met windcomponent). Daarvoor kun je een final glide tabel maken.
Final glide tabel
Hier zie je een voorbeeld van zo'n tabel van een LS4 zonder waterballast. Je maakt de berekening met de volgende formule: [V-steek (in km/h)+V-wind (in km/h)]/[V-dalen (in m/s) x 3.6]=glijgetal of [V-steek (in m/s)+V-wind (in m/s)] / V-dalen (in m/s) = glijgetal De daalsnelheid bij de verschillende steeksnelheden haal je uit de polaire van je vliegtuig. Hoe je dat moet doen staat aan het begin van dit hoofdstuk beschreven. In de bovenste tabel is het glijgetal berekend, in de onderste de benodigde hoogte in meters per kilometer afstand.
Mac |
V-steek |
Dalen |
wind |
tegen in |
km/h |
wind |
mee in |
km/h |
+30 |
|
km/h |
m/s |
-30 |
-20 |
-10 |
0 |
+10 |
+20 |
Glijgetallen |
0 |
95 |
0.64 |
28 |
33 |
37 |
41 |
46 |
50 |
54 |
|
0,5 |
116 |
0.86 |
28 |
31 |
34 |
37 |
41 |
44 |
47 |
|
1.0 |
130 |
1.04 |
27 |
29 |
32 |
35 |
37 |
40 |
43 |
|
1.5 |
136 |
1.15 |
26 |
28 |
30 |
30 |
35 |
38 |
40 |
|
2.0 |
141 |
1.25 |
25 |
27 |
29 |
31 |
34 |
36 |
38 |
|
2.5 |
146 |
1.37 |
24 |
26 |
28 |
30 |
32 |
34 |
36 |
|
3.0 |
151 |
1.51 |
22 |
24 |
26 |
28 |
30 |
31 |
33 |
|
3.5 |
156 |
1.68 |
21 |
22 |
23 |
26 |
27 |
28 |
30 |
|
4.0 |
165 |
1.98 |
19 |
20 |
22 |
23 |
25 |
26 |
27 |
Mac |
V-steek |
Dalen |
wind |
tegen in |
km/h |
wind |
mee in |
km/h |
+30 |
|
km/h |
m/s |
-30 |
-20 |
-10 |
0 |
+10 |
+20 |
Hoogte in m voor 1 km afstand |
0 |
95 |
0.64 |
35 |
31 |
27 |
24 |
22 |
20 |
18 |
|
0,5 |
116 |
0.86 |
36 |
32 |
29 |
27 |
25 |
23 |
21 |
|
1.0 |
130 |
1.04 |
37 |
34 |
31 |
29 |
27 |
25 |
23 |
|
1.5 |
136 |
1.15 |
39 |
36 |
33 |
30 |
28 |
27 |
25 |
|
2.0 |
141 |
1.25 |
40 |
37 |
34 |
32 |
30 |
28 |
26 |
|
2.5 |
146 |
1.37 |
42 |
38 |
36 |
34 |
32 |
30 |
28 |
|
3.0 |
151 |
1.51 |
45 |
42 |
39 |
36 |
34 |
32 |
30 |
|
3.5 |
156 |
1.68 |
48 |
44 |
41 |
39 |
36 |
34 |
33 |
|
4.0 |
165 |
1.98 |
53 |
49 |
46 |
43 |
41 |
38 |
37 |
Het oefenen van een final glide doe je op je thuisveld. De afstand tot je veld lees je van je GPS-ontvanger, of haal je van de kaart. Zet daarvoor op je kaart om je veld cirkels met stralen van 5, 10, 15, 20, 25, 30 km. Je kunt dan snel zien hoever je van je veld zit. Wanneer je uit een (oude) ICAO-kaart dit stuk knipt en tijdens je lokale vluchten meeneemt, dan kun je geregeld de final glide even oefenen. Onthoud dat je de afstand moet bepalen vanaf de plaats waar je de bel verlaat, want tijdens het thermieken wordt je weggezet. Zorg ook voor voldoende reservehoogte. De windsterkte bereken je tijdens het vliegen als volgt: GPS grondsnelheid - vliegsnelheid (vliegtuig) = windsnelheid (mee of tegen)
Door van de (GPS) grondsnelheid de snelheid van de snelheids- meter af te trekken, krijg je de windsnelheid in km/h. Je weet dan hoeveel je wind mee of wind tegen hebt (+ of -). Zonder GPS bereken je de windsnelheid aan de hand van de meteo gegevens. Ver voor het veld maak je aan de hand van de thermiekhoogte die je tot dan toe had, een berekening op welke afstand je een final glide in kunt zetten. Met de berekende MC- waarde vlieg je richting veld. De windinvloed bereken je zoals hierboven beschreven. Aan de hand van de wind en de MC-instelling lees je in de tabel het glijgetal of H/1. Tijdens het cirkelen in de bel bereken je of je met deze MC-instelling in èèn keer thuis kunt komen. Is dat het geval dan steek je naar je veld. Onderweg bereken je een paar keer aan de hand van je afstand de theoretische hoogte en check je die met je werkelijke hoogte. Is het verschil tussen deze kleiner of groter dan je geplande reservehoogte, dan moet je je snelheid aanpassen.
Voor de berekening van de benodigde hoogte voor de final glide zijn in de loop van de tijd diverse hulpmiddelen ontwikkeld. Deze varieren van de hierboven beschreven final glide tabellen, via diverse op het principe van de rekenlineaal gebaseerde rekenschuiven en rekenschijven, tot de huidige final glide gedeelten van de moderne boordcomputers. Het principe van de berekening blijft voor al deze hulpmiddelen hetzelfde.
Met het berekende glijgetal kan op een eenvoudige manier de benodigde hoogte tot het doel worden berekend. Bij een groot deel van de moderne zweefvliegtuigboordcomputers wordt, door gebruik te maken van de GPS-gegevens en de snelheid, de afgelegde afstand vanaf het begin van de final glide nauwkeurig bijgehouden. De hoogte om het doel te kunnen bereiken wordt continu weergegeven. Het is dus mogelijk om tijdens de final glide voortdurend het actuele glijpad (hoogte-afstandsverloop) te blijven vergelijken met het berekende optimale glijpad. Je kunt dan de final glide zo nodig nog aan de omstandigheden aanpassen. Zonder veel moeite kan de computer ook rekening houden met een gewenste "reservehoogte" waarmee je het doel volgens de berekeningen zult bereiken. Bij de oudere rekenhulpmiddelen moest die extra hoogte apart bij de berekende hoogte worden opgeteld. Bij de moderne boordcomputers zijn vaak ook nog een groot aantal andere opties beschikbaar voor het beter berekenen van het ideale hoogte-afstandsverloop, zoals de instelling van correcte windgegevens, vleugelbelasting en vaak ook een geschatte profielverslechtering door insecten.
Op de afbeelding zie je een final glide computer. Het display ziet er tijdens de vlucht bijvoorbeeld als volgt uit:
- MC = MacCreadyinstelling
- D = afstand in km
- W = windcomponent- 10 betekent 10 km/h tegenwind
- M = gemiddelde stijgen tijdens het cirkelen
- H = benodigde hoogte in km en 3:45 is de vliegtijd
Je ziet dat deze vlieger met MacCreadyinstelling 1,5 m/s op dit moment nog 2950 m hoogte nodig heeft voor de 78 km die hij nog van z'n veld verwijderd is. Als de hoogtemeter van zijn vliegtuig meer aangeeft dan de benodigde hoogte volgens z'n computer, kan hij z'n veld halen. Aan de hand van de gegevens van z'n GPS kan hij tijdens de vlucht controleren of de afstand tot het doel en de wind kloppen met datgene wat de computer aangeeft. Staat de hoogtemeter van het vliegtuig hoger dan die op zijn computer, dan heeft hij hoogte over en kan hij eventueel sneller gaan vliegen. Bij de huidige zweefvliegcomputers met ingebouwde GPS-ontvanger kun je op elk moment precies zien hoeveel meter je boven of onder je glijpad zit.
Final glide vanuit de laatste bel
De stijgsnelheid in de laatste bel bepaalt je MacCready-instelling en de daarbij behorende steeksnelheid. Uit de final glide tabel lees je het daarbij horende H/1getal, aangepast aan de heersende wind, af. Aan de hand hiervan bereken je de benodigde hoogte tot het veld. Voor de zekerheid wordt er een reservehoogte aan toe gevoegd.
Op de afbeelding zie je een voorbeeld van een final glide van een LS4 zonder waterballast.
De vlieger zit in een drie-meterbel op een hoogte van 800 m en 30 km van zijn thuisveld.
Er staat 20 km/h tegenwind. Hij zit in een drie-meterbel en draait door tot 1500 m.
Hij zit dan 31 km van z'n veld af. Volgens z'n final glide tabel kan hij met MC-instelling op 3 m/s met een steeksnelheid van 150 km/h naar z'n veld vliegen. Vervolgens vliegt hij met een grondsnelheid van 130 km/h (150-20) naar het veld.
Volgens zijn tabel heeft hij bij 20 km/h tegenwind een glijgetal ten opzichte van de grond van 24. Hij kan dus 1,5 x 24 = 36 km afleggen. Hij heeft 31 km x 42 = 1302 m hoogte nodig voor de 31 km afstand want H/1 is bij de huidige wind 42 (zie tabel). Hij heeft dus 200 m reserve.
Tijdens z'n final glide controleert hij een paar keer het verloop. Bij 20 km uit heeft hij nog 1100 m hoogte voor 20,7 km. Hij heeft voldoende hoogte over want 20 x 42 = 840 m plus 200 m reserve is 1040 m. Hij kan iets sneller gaan vliegen. Blijkt tijdens een final glide dat je te laag zit, dan draai je de MacCready terug en ga je langzamer vliegen. Blijkt dat je hoogte over hebt, dan doe je het omgekeerde.
Ook bij de final glide wordt dolfijnend gevlogen. In stijgen wordt iets langzamer gevlogen en in dalen weer sneller. Een final glide ziet er dus niet uit als een rechte dalende lijn.
Met een final glide computer kun je tijdens de final glide op elk moment zien of je sneller of langzamer kunt gaan vliegen. Wanneer je de MacCready instelling verhoogt dan berekent de computer hoeveel hoogte je nodig hebt. Geeft je hoogtemeter aan dat je hoogte genoeg hebt dan kun je met deze verhoogde MaCreadyinstelling gaan vliegen. Geeft de hoogtemeter aan dat je dan je veld niet op een veilige hoogte haalt, dan stel je een lagere MacCreayinstelling in.